avoir/Passé composé inclusief uitleg via plaatjes

avoir et le passé composé
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

avoir et le passé composé

Slide 1 - Tekstslide

Vertaling?
être
avoir
hebben
zijn

Slide 2 - Sleepvraag

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 3 - Sleepvraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Vous _______ une grande maison?

Slide 4 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Oui, on _____ une grande maison.

Slide 5 - Open vraag

Men heeft

Slide 6 - Open vraag

Zij heeft

Slide 7 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Et Paul & Simon ______ aussi une grande maison?

Slide 8 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Nous_____ deux salles de bains.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Passé composé (bloc H)
J'ai dansé.

Ik heb gedanst
Hoe vorm je de passé composé?
De passé composé bestaat uit 2 (werkwoorden)

Stappenplan

1. onderwerp + vorm van avoir (ai, as, a, avons, avez, ont)
2. voltooid deelwoord (werkwoord -r + é)
Hoe maak je dat?
Neem het hele werkwoord op R (bijv. parler, haal -R eraf (parle) en zet op de e een streepje naar rechts (parlé).
Dit geldt voor ALLE werkwoorden op ER. 

Slide 15 - Tekstslide

Passé composé
J' (ik)
ai
dansé
Tu (jij)
as
dansé
Il/elle/on (hij/zij/wij)
a
dansé
nous (wij)
avons
dansé
Vous (jullie/u)
avez
dansé
Ils/elles (zij)
ont
dansé
Ik heb gedanst.
Verleden tijd: passé composé 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Passé composé
Persoonlijk vnw
avoir
voltooid dlw
J' (ik)
ai
parlé
Tu (jij)
as
parlé
Il/elle/on (hij/zij/men)
a
parlé
nous (wij)
avons
parlé
Vous (jullie/u)
avez
parlé
Ils/elles (zij)
ont
parlé
Ik heb gepraat
passé composé 

Slide 19 - Tekstslide

hoe maak je de passé composé
van manger
Wat is de passé composé van 
manger, ik heb gegeten?
A
mange
B
mangé
C
j'ai mangé
D
tu as mangé

Slide 20 - Quizvraag

Passé composé=
A
j'ai regardé
B
je regardais
C
je regarde

Slide 21 - Quizvraag

tu (choisir = kiezen, passé composé)

passé composé
A
as choisi
B
a choisi
C
est choisi
D
es choisi

Slide 22 - Quizvraag

tu (manger = eten, passé composé)

passé composé
A
as mangé
B
a mangé
C
est mangé
D
es mangé

Slide 23 - Quizvraag

ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré

Slide 24 - Quizvraag

Je (passé composé) ___
A
suis pu
B
suis pué
C
ai pu
D
ai pus

Slide 25 - Quizvraag

hoe maak je de passé composé
van manger
           Wat is de passé composé van manger, ik heb                  gegeten?
A
mange
B
mangé
C
j'ai mangé
D
tu as mangé

Slide 26 - Quizvraag

Tu (manger = eten, passé composé)

passé composé
A
as mangé
B
a mangé
C
est mangé
D
es mangé

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de passé composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais

Slide 30 - Quizvraag

hoe maak je de passé composé
van manger
            wat is de passé composé van manger, ik heb                  gegeten
A
mange
B
mangé
C
j'ai mangé
D
tu as mangé

Slide 31 - Quizvraag

danser, je (passé composé)

Slide 32 - Open vraag

préparer, vous (passé composé)

Slide 33 - Open vraag

Ik...
aimer, passé composé

Slide 34 - Open vraag

hij...
aimer, passé composé

Slide 35 - Open vraag

zij...
aimer, passé composé

Slide 36 - Open vraag

wij...
aimer, passé composé

Slide 37 - Open vraag

Ik...
parler, passé composé

Slide 38 - Open vraag

U..
aimer, passé composé

Slide 39 - Open vraag

Ik...
parler, passé composé

Slide 40 - Open vraag

wij ...
donner, passé composé

Slide 41 - Open vraag

jij ...
donner, passé composé

Slide 42 - Open vraag

jij ...
écouter, passé composé

Slide 43 - Open vraag

Ik begrijp het!
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll