Les 1B

Communicatieve vaardigheden
Blok 2
Les 1B
Sadiye Tas
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMiddelbare schoolMBOvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Communicatieve vaardigheden
Blok 2
Les 1B
Sadiye Tas

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg toetsing 
  • Basisboek Sociaal werk thema 4.3 t/m 4.9
  • Uitleg theorie 4.3 (herhaling): observeren + stappenplan
  • Opdracht theorie 4.4 observatiemethode
  • Uitleg theorie 4.5: Factoren die de observatie kunnen beïnvloeden 
  • Oefenen met observeren 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
  • Je kent het begrip observeren 
  • Je weet hoe je kunt observeren
  • Je kunt het stappenplan toepassen bij een observatie
  • Je kent de observatiemethoden
  • Je kent de factoren die de observatie kunnen beïnvloeden
  • Je kent de toetsing van dit vak

Slide 3 - Tekstslide

Toetsing

  • In week 3 meerkeuzetoets: waarnemen/observeren/rapporteren telt voor 20% mee voor eindcijfer blok 2
  • In week 5 meerkeuzetoets: telt voor 25% mee voor eindcijfer blok 2

Eind blok 2 casus toets:
  • Vier groepen van ongeveer 6 personen​
  • Je krijgt per groep een casus op het moment dat de toets start​
  • Je krijgt 1,5 uur om de casus uit te werken en een verslag daarvan in te leveren​
  • Je krijgt een cijfer voor het verslag (voor alle studenten uit de groep gelijk) en een individueel cijfer voor de rol in de groep.​
  • Cijfer komt in toetsboom






Slide 4 - Tekstslide

Wat waren ook alweer waarnemen, signaleren en interpreteren?

Slide 5 - Open vraag

De begrippen op een rij
Waarnemen= opnemen van prikkels (prikkel= waarneming die een reactie veroorzaakt) die op je afkomen

Signaleren= Het opmerken van bijzonderheden in gedrag

Interpreteren= betekenis geven aan verzamelde informatie, vervolgens handel je hiernaar.


Slide 6 - Tekstslide

Opdracht: Mindmap
  • Maak je eigen mindmap ''observeren''
  • denk aan je eigen ervaringen, wissel deze uit in je groepje

Slide 7 - Tekstslide

Wat valt je op?

Slide 8 - Tekstslide

Observeren
  • Observeren is anders dan waarnemen. Waarnemen doe je altijd. Observeren doe je in een bijzondere situatie.
  • Doelgericht en objectief 
  • Waarnemen doe je altijd observeren doe je in een bijzondere situatie
  • Je formuleert altijd het doel van je observatie
  • Je beschrijft wie/wat/war en wanneer je gaat observeren
  • Observeren gaat altijd over het gedrag

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan
Lezen
1. Reden observatie:  waarom ga je observeren? Doe je dit naar aanleiding van een eerdere signalering? of doe je het op verzoek van iemand?
2. Observatiedoel en observatievraag
3.  Deelvragen beschrijven: op welke vragen wil je een antwoord vinden?
4. Observatiemethode kiezen
5. Plan van aanpak
6. Evaluatiepunten 

Slide 10 - Tekstslide

Wat zou een observatiedoel zijn?

Slide 11 - Tekstslide

Observatiemethoden
Opdracht: werk in 2 of 3 tallen
1: lees de observatiemethode 
2: maak een korte samenvatting van de observatiemethode 
3: schrijf in je samenvatting: het doel van de observatie
4: bedenk een voorbeeld bij een observatiemethode

Slide 12 - Tekstslide

Factoren die de observatie kunnen beïnvloeden 
Leesopdracht
  • Persoonlijke factoren: vooroordelen / persoonlijke ervaringen
  • Gezondheid van de persoon
  • Veranderingen in de werksituatie
  • Veranderingen in de omgeving
  • Sociale gebeurtenissen

Slide 13 - Tekstslide

Verwerken van informatie
De resultaten van je observatie kun je op verschillende manieren verwerken.
  • beschrijven
  • tellen en turven
  • verbanden leggen

Slide 14 - Tekstslide

Beschrijven
  • Het schrijven van een observatieverslag
  • je beschrijft objectief 
  • Handig om steekwoorden te gebruiken
  • Voordeel van deze methode: je bepaalt zelf wat je wel en niet noteert op basis van je observatiedoel
  • Nadeel van deze methode: tijdrovend

Slide 15 - Tekstslide

Tellen en turven
  • Je werkt met een observatieschema 
  • In dit schema staan observatievragen
  • Je kruist aan of turft wanneer de persoon het omschreven gedrag laat zien
  • Je gebruikt deze methode bv wanneer je wilt weten hoe vaak iets voorkomt of hoelang iets duurt.
  • Gestructureerde manier en objectief
  • makkelijk en kost weinig tijd

Slide 16 - Tekstslide

Verbanden leggen
  • Je kunt informatie verwerken door verbanden te leggen tussen de gegevens die je hebt verzameld.
  • Verbanden leggen: je krijgt een ander beeld van de situatie.

Slide 17 - Tekstslide

Rapporteren
  • Rapporteren= vastleggen van informatie
  • verzamelde informatie kun je delen met de persoon/ ouders en verzorgers / collega's / leidinggevende
  • handig om op latere momenten te kijken hoe de situatie in het verleden was.
  • je bewaart opgedane kennis
  • mondeling en schriftelijk

Slide 18 - Tekstslide