Vwo 2 - Woche 15 - Stunde 2

VWO 2 - Woche 15 - Stunde 2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VWO 2 - Woche 15 - Stunde 2

Slide 1 - Tekstslide

Planung

Herkansing Grammatik 4: bezittelijk voornaamwoord +ein/kein (mw Zwikker)

Sehen und Hören: Deutschlandlabor wohnen in Deutschland

Sprechen über wohnen
  • Aussprache üben: g & I
  • Sprechmittel über wohnen
  • Sprechen üben






Ziele

  • Je kunt een eenvoudige reportage over wonen begrijpen. 

  • Je kunt g en l goed uitspreken.


  • Je kunt vragen stellen en antwoorden geven over het thema wonen.







Slide 2 - Tekstslide

das Schlafzimmer
das Badezimmer
das Wohnzimmer
die Küche
das Arbeitszimmer

Slide 3 - Sleepvraag

Was bedeutet das Wort 'mieten'?
A
lenen
B
kopen
C
huren
D
sparen

Slide 4 - Quizvraag

Was bedeutet das Wort 'Eigentumswohnung'?
A
gehuurde woning
B
eigen woning
C
gedeelde woning

Slide 5 - Quizvraag

6

Slide 6 - Video

00:51
Die meisten Deutschen haben ein eigenes Haus.
A
richtig
B
falsch

Slide 7 - Quizvraag

01:06
Was sagen die Personen über eine typische deutsche Wohnung? – Sie hat …
A
Licht
B
eine Badewanne
C
drei Zimmer
D
viel Holz.

Slide 8 - Quizvraag

01:58
Die Wohnungen in Deutschland sind sehr unterschiedlich. Jeder wohnt so, wie es ihm gefällt.
A
richtig
B
falsch

Slide 9 - Quizvraag

02:14
Was sagt die Wohnexpertin über die Deutschen?
A
Die Deutschen sind sehr gerne zu Hause.
B
Die Deutschen mögen sehr praktische, funktionale Möbel auch, wenn diese nicht sehr gemütlich sind
C
Die Deutschen geben nicht viel Geld für die Einrichtung ihrer Wohnung aus
D
Die Deutschen sind sehr gerne in der Küche und im Wohnbereich.

Slide 10 - Quizvraag

02:35
Was sagt die Wohnexpertin – wie kann man seine Wohnung gemütlich machen? – Man sollte …
A
viele Stoffe verwenden
B
warme Farben nehmen.
C
viele Teppiche auf den Fußboden legen.
D
ein großes Sofa ins Wohnzimmer stellen.

Slide 11 - Quizvraag

03:55
In München ist es nicht leicht, eine Wohnung zu finden, und die Mieten sind sehr teuer.
A
richtig
B
falsch

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord wordt hier uitgelegd? Klik het goede antwoord aan!

Slide 13 - Tekstslide

Een persoon heeft gemiddeld 40 vierkante meter om op te wonen in Duitsland.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 14 - Quizvraag

Gemiddeld woont in Duitsland in 1 huishouden 1 persoon
A
Richtig
B
Falsch

Slide 15 - Quizvraag

Hoe ziet een typisch Duitse woning eruit?
Meerdere antwoorden zijn goed!
A
Licht
B
De woning heeft een badkuip
C
Er is veel hout
D
Er zijn 3 kamers

Slide 16 - Quizvraag

Wat is belangrijk voor de personen in hun eigen woning?
A
Het is belangrijk dat ze niet alleen wonen
B
Het bed
C
Een eigen kamer
D
Een woonkamer met grote ramen

Slide 17 - Quizvraag

De Duitsers..
A
Zijn graag thuis
B
Zijn graag in de keuken
C
Houden van praktische meubels
D
Geven weinig geld uit aan hun inrichting

Slide 18 - Quizvraag

Om ervoor te zorgen dat de woning er gezellig uit komt te zien, moet men..
A
veel stof gebruiken
B
veel tapijt op de grond leggen
C
warme kleuren uitzoeken
D
een grote sofa in de woonkamer neerzetten

Slide 19 - Quizvraag

De huurprijzen zijn..
A
in Berlijn heel hoog
B
in Hamburg heel hoog
C
in München heel hoog

Slide 20 - Quizvraag

David en Nina..
A
krijgen de woning
B
willen de woning niet huren, omdat hij te groot is
C
kunnen de woning niet huren

Slide 21 - Quizvraag

Kies de goede uitspraak:
A
Nina en David bekijken een woning
B
De woning heeft 3 kamers
C
Nina en David spreken af met de verhuurder
D
Er zijn nog meer mensen, die interesse in de woning hebben

Slide 22 - Quizvraag

Das ist ein Wohnhaus, in dem eine Familie wohnt.
A
das Mehrfamilienhaus
B
das Einfamilienhaus

Slide 23 - Quizvraag

Das ist eine Wohnung mit einem Bad und einem Zimmer, das gleichzeitig Schlaf-, und Wohnzimmer sowie Küche ist.
A
das Ein-Zimmerappartement
B
die Drei-Zimmer Wohnung

Slide 24 - Quizvraag

Das ist ein Haus, das mit anderen, ähnlichen Häusern Wand an Wand nebeneinander gebaut ist.
A
die Wohnung
B
das Reienhaus

Slide 25 - Quizvraag

Ein Haus mit mehreren Wohnungen.
A
der Wohnbereich
B
das Mehrfamilienhaus

Slide 26 - Quizvraag

und jetzt sprechen 
Selbstständig Machen: Paragraf Sprechen Aufgabe 30, 34, 37
Zu zweit: Paragraf Sprechen Aufgabe 32, 36, 38, 41. Maak een audio - opname van de spreekopdrachten. VOOR EIND VAN DE LES INLEVEREN IN TEAMS KANAAL WOCHE 14
Hilfsmittel: Lernübersicht K7: Sprachmittel & Lernlisten

Fertig? =
  • Aufgaben verbessern in Paragraf A, B, C, D, E
  • Slim Stampen: Paragraf E
  • Slim Stampen Paragraf B: kies 3 & invul 3

Slide 27 - Tekstslide

Nächste Stunde
Schreiben: mein Haus beschreiben
Wortschatz: Wörter zum Thema wohnen üben in Quizlet live
Wochenaufgaben abschließen: Paragraf F & G

Slide 28 - Tekstslide