§4.4 Vermogen en energie

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

§4.4 vermogen en energie

Lesplanning:

1. Uitleg vermogen en energie
2. Opgaven §4.4 maken
3. Herhaling serie en parallel
4. Proef 6 en 7

Volgende week SO H4

§4.4 vermogen en energie

Aan het einde van deze paragraaf kan je...

• uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
• het vermogen van een apparaat berekenen.
• uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.

Vermogen

De hoeveelheid energie dat een apparaat per seconde verbruikt.

James Watt

• Schotse Ingenieur
  1736 - 1819
• Uitvinder van de 
  stoommachine
• Paardenkracht

Welk apparaat heeft het grootste vermogen?

1. Laptop
2. Koelkast
3. Gloeilamp
4. Koffiezetapparaat

laptop
50-150 W

koelkast
100 - 300 W

gloeilamp 

40-60 W

koffiezetapparaat
1000 - 1500 W

Hoe groot is het vermogen?

1. 230 Volt
2. 0,3 Ampere
3. 9 Volt
4. 6 Watt

1 kW (kiloWatt) = .... W

1. 0,001
2. 0,1
3. 10
4. 1000

Het vermogen berekenen.

Spanning = energie per lading

Stroomsterkte  = lading per seconde

Vermogen = energie per seconde

vermogen(W)=spanning(V)⋅stroomsterkte(A)

Phet

Voorbeeld 1:
Een frituurpan werkt op 12 volt. Verder loopt er een stroom door van 1,32 A.
Bereken het vermogen van de frituurpan.

Voorbeeld 2:
Een wasmachine heeft een vermogen van 750 W en is aangesloten op 230 Volt Bereken de stroomsterkte.

Een led-lamp is aangesloten op een spanningsbron van 12V. De stroomsterkte door de led-lamp is
220 mA. Bereken het vermogen van de led-lamp.

1. P = U * I = 12 * 0,22 =2,64 W
2. P = U * I = 12 * 2,2 = 26,4 W
3. P = U * I = 12 * 22 = 264 W
4. P = U * I = 12 * 220 = 2640 W

Een mixer wordt aangesloten op een spanning van 230 V.

De mixer heeft een vermogen van 350 Watt.

Bereken de stroomsterkte door het apparaat.

Sleep de antwoorden op de juiste plek.

stroomsterkte =

stroomsterkte =

stroomsterkte =

:

:

350 W

230 V

1,5 A

spanning

vermogen

Maken en nakijken

§4.4 opgave 1 t/m 8, 10, 11 en 12

Herhaling serie- en parallelschakelingen

Is dit een serie- of parallelschakeling?

1. parallelschakeling
2. serieschakeling

Als in een serieschakeling één lampje stuk gaat, dan:

1. blijft de rest gewoon branden.
2. gaan alle lampjes uit.
3. gaat de rest iets sterker branden.
4. gaat de rest iets zwakker branden.

Sleep de zin naar het juiste vak!

Juist

Onjuist

Bij de parallelschakeling heeft elk lampje zijn eigen stroomkring.

Bij de parallelschakeling zijn de lampjes in één stroomkring geschakeld.

Als je in een parallelschakeling een lampje inschakelt, dan gaan alle lampjes branden.

Als in een parallelschakeling een lampje doorbrandt, dan blijven de andere lampjes branden.

Zijn de lampjes aan of uit?

1. Aan.
2. Uit.

1 A

2 A

3 A

4 A

Proef 

6 en 7 

Klaar:
proef 8

Bouw eerst de serieschakeling. 

Open de schakeling op plek A, B of C en vul de opening met een ampèrmeter+draadje.