2. fictie en non-fictie

Tekstdoelen en fictie
Klas 1hva
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tekstdoelen en fictie
Klas 1hva

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
- leren over tekstdoelen (blz 26)
- leren over fictie en non-fictie (blz.64)
- opdrachten maken (blz. 64)

Slide 2 - Tekstslide

Tekstdoelen en tekstsoorten
Als iemand iets schrijft, heeft hij een doel met die tekst: dat wat hij wil bereiken (tekstdoel)

Om dat doel te bereiken, kiest hij het soort tekst waarmee hij dat doel het beste kan bereiken (tekstsoort)


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het doel van deze tekst?

Slide 5 - Open vraag

Tekstdoel: amuseren 
De schrijver wil jou (de lezer) vermaken. Hij speelt in op je gevoelens en zal je willen ontroeren of aan het lachen proberen te maken.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het doel van deze tekst?
A
activeren
B
instrueren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 8 - Quizvraag

Tekstdoel: informeren/uiteenzetten

De schrijver wil zijn kennis met jou (de lezer) delen. Als de tekst de lezer ook iets wil leren, spreken we van een uiteenzetting.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het doel van deze tekst?

Slide 11 - Woordweb

Tekstdoel: overtuigen
De schrijver wil dat jij zijn standpunt/mening overneemt. Hij zal argumenten voor zijn standpunt geven om je te overtuigen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het doel van deze tekst?
activeren
amuseren
instrueren

Slide 14 - Poll

Tekstdoel: activeren
Als een schrijver wil dat je iets gaat doen. Hij wilt dat je actie onderneemt. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Tekstdoel: instrueren
Je leert hoe je iets moet doen

Slide 17 - Tekstslide

Fictie of non-fictie?

Slide 18 - Tekstslide

Non-fictie
Het doel van de schrijver is:
- informatie geven over een bepaald onderwerp;
- overtuigen
- uitleg geven over hoe je iets moet doen.

Slide 19 - Tekstslide

Fictie
De schrijver wil:
- dat zijn verhaal met plezier gelezen wordt (amuseren)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide


Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 22 - Quizvraag


fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 23 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 24 - Quizvraag

Is een boek van Harry Potter realistische of niet-realistische fictie?
A
realistisch
B
niet-realistisch

Slide 25 - Quizvraag

Opdrachten maken:
- Opdracht 1, 2 en 3 maken (blz.64)
(niet af? dan is het huiswerk)
 

Slide 26 - Tekstslide