Bausteine Lektion 1

Bausteine Lektion 1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Bausteine Lektion 1

Slide 1 - Tekstslide

Form
conventies , toon, originaliteit 
herkenbare elementen

Tip:
- Leer van de formele en informele brief:
aanhef, slot, enkele veelvoorkomende zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Welke schrijfwijze is juist
A
auf dem 1. September
B
auf dem 1 September
C
am 1. September
D
am 1 September

Slide 3 - Quizvraag

In welke zin hoort GEEN komma?
A
Er weiß nicht, dass ich 15 bin.
B
Er kauft eine Hose, oder eine Jacke
C
Sie hat ihn gebeten, zum Supermarkt zu gehen,

Slide 4 - Quizvraag

Waar hoort geen komma?
A
Liebe Eva,
B
Tschüss,
C
das Kind, dass ich kenne
D
Das Kind, das da läuft

Slide 5 - Quizvraag

Welke vormfout wordt hier gemaakt?
Liebe Eva,
Wie geht es dir?

Slide 6 - Open vraag

Der...Die...Das

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik D: Kapitel 2 S. 78 
Geslacht zelfstandig naamwoord
In het Duits krijgen alle zelfstandig naamwoorden een hoofdletter!
In het Duits heb je mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. Die krijgen ook een lidwoord.
m = der/ein Mann
v = die/eine Frau
o = das/ein Kind
mv = die/keine Männer, Frauen, Kinder

Slide 8 - Tekstslide

We beginnen met: mannelijk

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Mannelijk
-  Woorden zijn altijd mannelijk als het gaat om een mannelijke persoon of dier:
 Bv: der Onkel, der Vater, der Bruder, der Lehrer, der Stier, der Elefant
- Altijd mannelijk zijn:
- De dagen v/d week: der Montag, der Dienstag, ... 
- De maanden v/h jaar: der Januar, der Februar, ... 
- De jaargetijden: der Frühling (lente), der Sommer, der Herbst, der Winter
- De dagdelen: der Morgen, der Abend. MAAR: die Nacht
- De windrichtingen: Der Norden, der Süden, der Westen, der Osten


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Vrouwelijk
- woorden (dingen) op -e zijn bijna altijd vrouwelijk.
- woorden zijn altijd vrouwelijk als het gaat om een vrouwelijke persoon of dier:
 Bv: die Mutter, die Tante, die Schwester, die Lehrerin, die Kuh, die Elefantin
- Bovendien zijn woorden die eindigen op –heit, -keit, -schaft, -ung ook vrouwelijk.
 Bv: die Mannschaft, die Gesundheit, die Fröhlichkeit, die Lesung


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Onzijdig
8 Nederlandse “het” woorden zijn meestal onzijdig in het Duits
 Bv: das Buch, das Kind, das Dach
9 onzijdig zijn alle woorden die eindigen op: -lein en –chen (verkleinwoorden)
 Bv: das Mädchen, das Kästchen, das Fräulein

Slide 15 - Tekstslide

Vul het lidwoord in.
______ Oktober
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

_____ Herbst
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quizvraag

_____ Wirklichkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quizvraag

_____ Bierchen
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

_____ Lampe
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

______ Freundschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

Mehrzahl (meervoud)
Wer weiß noch die Regeln?

Slide 22 - Tekstslide

Het meervoud van
der Schrank
A
die Schranke
B
die Schränke

Slide 23 - Quizvraag

Het meervoud van
der Grund
A
die Gründe
B
die Grunden

Slide 24 - Quizvraag

met meervoud van
die Folge
A
die Folgen
B
die Folger

Slide 25 - Quizvraag

het meervoud van
der Raum
A
die Raumer
B
die Räume

Slide 26 - Quizvraag

das Schwein
A
die Schweine
B
die Schweiner

Slide 27 - Quizvraag

het meervoud van
die Kollegin
A
die Kolleginen
B
die Kolleginnen

Slide 28 - Quizvraag

her meervoud van
die Nachricht
A
die Nachrichten
B
die Nachrichte

Slide 29 - Quizvraag

meervoud van
das Ergebnis
A
die Ergebnissen
B
die Ergebnisse

Slide 30 - Quizvraag