Seneca, Epistulae morales 1, § 3+4

Seneca, Epistulae morales 1
Via deze LessonUp zullen we § 3+4 van brief 1 behandelen. Succes!
Pak je cursus erbij om notities te maken. Ik probeer ook onze kleurcodes aan te houden.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnSecundair onderwijs

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Seneca, Epistulae morales 1
Via deze LessonUp zullen we § 3+4 van brief 1 behandelen. Succes!
Pak je cursus erbij om notities te maken. Ik probeer ook onze kleurcodes aan te houden.

Slide 1 - Tekstslide

De eerste zin van paragraaf 3 benoemen we als...
A
zin
B
sententia
C
Maakt dat uit?
D
Geen idee

Slide 2 - Quizvraag

vita
  • filosofisch leven = vita complentiva: leven volgens de ratio
  • paragraaf 3 gaat over het verschil tussen materiele bezittingen en bezit van tijd.

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal zin 1.

Slide 4 - Open vraag

We krijgen een tegenstelling. Leg uit?

Slide 5 - Open vraag

Vertaal zin 2 tot est.

Slide 6 - Open vraag

Omnia aliena sunt
Seneca doelt hier op de 'indifferentia'. Dat zijn dingen die op zich niet goed of slecht zijn, zoals rijkdom, gezondheid, aanzien... maar die een goed mens wel goed kan gebruiken.
Het lot kan ze ons afnemen en geven, maar we zijn nooit zeker dat we ze lang bezitten. 
Wie beseft dat die indifferentia niet nodig zijn, leeft in apatheia (gemoedsrust).

Slide 7 - Tekstslide

in +...
A
accusatief
B
genitief
C
nominatief
D
ablatief

Slide 8 - Quizvraag

Verklaar rei (r. 2)
A
gen. BVB bezitter possessionem
B
gen. BVB onderwerp possessionem
C
gen. BVB bezitter possessionem
D
gen. BVB geheel possessionem

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal zin 2.

Slide 10 - Open vraag

Welk soort zin leidt 'ut' hier in?
A
vol. vwzin
B
BWBzin tijd
C
BWBzin doel
D
BWBzin gevolg

Slide 11 - Quizvraag

Welk werkwoord volgt na 'ut' ?
A
sunt
B
imputari
C
impetravere (=impetraverunt)
D
patiantur

Slide 12 - Quizvraag

Na patiantur volgt een...
A
vol. vwzin (quae...imputari)
B
med. vwzin (quae...imputari)
C
BWBzin tijd (cum impetravere)
D
een 2de gevolgzin

Slide 13 - Quizvraag

Welk werkwoord volgt na 'ut' ?
A
iudicet
B
debere
C
accepit
D
est

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal de laatste (en moeilijkste) zin van paragraaf 3.

Slide 15 - Open vraag

Welke stijlfiguren zitten in deze zin?

Slide 16 - Open vraag

Wat waren de zaken waar mensen trots op zijn?

Slide 17 - Open vraag

Wat zegt die laatste zin?
De gewone mensen (stulti) is trots als hij de indifferentia bereikt, maar voor een stoïcijn zijn dat onbelangrijke zaken. Diezelfde gewone mensen begrijpen niet da tijd zo'n duur, kostbaar geschenk is, dus beseft niet dat hij bij de goddelijke instantie die hem de tijd geeft, in het krijt staat. 
Wat zijn echte virtutes voor een stoïcijn? fortitudo, iustitia, pietas, temperantia

Slide 18 - Tekstslide

Wie is de 'jij' die Seneca aanspreekt?

Slide 19 - Open vraag

Welk soort zin leidt 'quid' hier in?
A
vrag. vwzin
B
BVBzin
C
BWBzin doel
D
BWBzin gevolg

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal zin 1 paragraaf 4.

Slide 21 - Open vraag

ratio
Hier gebruikt als 'balans'
We komen terug in de economische sfeer.

Slide 22 - Tekstslide

Vertaal zin 2 paragraaf 4.

Slide 23 - Open vraag

Welke stijlfiguur herken je 'sed...dicam'?

Slide 24 - Open vraag

Welke tijd is 'dicam'?
A
ind. praes.
B
ind. imperf.
C
ind. fut.s.
D
conj. pr.

Slide 25 - Quizvraag

Vertaal zin 3.

Slide 26 - Open vraag

Hoe stelt Seneca zich op?

Slide 27 - Open vraag

Welk soort zin leidt 'quod' hier in?
A
med. ozin
B
BVBzin
C
vol. ozin
D
BWBzin reden

Slide 28 - Quizvraag

Vertaal de laatste zin.

Slide 29 - Open vraag

Conclusie paragraaf 4
Seneca maakt een vergelijking tussen het verlies van geld en verlies van tijd.  
Het eindigt in een pointe: zo gaan we met armen om-> vergeven en helpen ligt kort bij elkaar, omnes en nemo daarentegen...

Slide 30 - Tekstslide

Zo, dit was deel 2 van brief 1. Zijn er vragen/opmerkingen/...?

Slide 31 - Open vraag