4/ Onderzoeksvraag formuleren

4/ Onderzoeksvraag formuleren
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AlgemeenSecundair onderwijs

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4/ Onderzoeksvraag formuleren

Slide 1 - Tekstslide

We zitten nu in deze fase van de OC: ONDERZOEK OPZETTEN

Slide 2 - Tekstslide

Tijdens de eerste fase had je al een eerste 'verwonderingsvraag' gesteld. Die was misschien erg algemeen en breed.

Je hebt je nu ingelezen in de theorie. Wat nu?

Slide 3 - Tekstslide




Elk onderzoek begint met een vraag waarop je een antwoord wilt vinden. De onderzoeksvraag vormt de kern van je verdere onderzoek.
Voor het bedenken van een onderzoeksvraag, is er een “brainstorm” nodig. 
Eens je enkele ideeën hebt, ga je een onderzoeksvraag formuleren

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een goede onderzoeksvraag?

Slide 5 - Tekstslide

Aan welke criteria moet een goede onderzoeksvraag voldoen?

Slide 6 - Woordweb

Je formuleert je vraag door middel van de SMART-methode.
Waarvoor staan die letters, denk je?

Slide 7 - Tekstslide

SMART staat voor ...

Slide 8 - Woordweb

SPECIFIEK
Zorg dat je onderzoeksvraag duidelijk en concreet is.
Beschrijf daarbij:
  • De populatie: Wie doet mee of waar gaat het over?
  • Het resultaat, gedrag of actie: Wat wil je concreet meten of observeren?
Denk aan de 5 W’s:
  • Wat wil je bereiken?
  • Wie zijn erbij betrokken?
  • Waar vindt het plaats?
  • Wanneer vindt het plaats?
  • Waarom wil je dit bereiken?

Begin altijd met een duidelijk doel, dan wordt het makkelijker om specifiek te zijn.









Slide 9 - Tekstslide

MEETBAAR

Zorg dat je onderzoeksvraag kan worden onderzocht/gemeten met concrete methodes, zoals: enquête, experiment, casestudy, observatie
Denk hierbij aan:
  • Heb ik genoeg deelnemers? Bijvoorbeeld: 40 personen voor een enquête of 20 voor een experiment.
  • Kan ik genoeg situaties observeren? Bijvoorbeeld minstens 6 keer een specifieke gebeurtenis.
Kan ik echt meten wat ik wil weten?











Slide 10 - Tekstslide

ACCEPTABEL

Zorg dat je doel acceptabel is om te onderzoeken
Niet elk onderwerp mag zomaar onderzocht worden.
Wees voorzichtig met gevoelige thema’s, zoals:
  • Seksueel misbruik
  • Discriminatie
  • Angststoornissen of ziektes
Vraag altijd advies aan je begeleidende leerkracht als je twijfelt.
Denk na: Is het veilig en ethisch om dit bij mensen te onderzoeken?


Slide 11 - Tekstslide

REALISTISCH

Zorg dat je onderzoek haalbaar is binnen de tijd, middelen en kennis die je hebt. Of zoek je het misschien wat te ver?
Denk hierbij aan:
  • Heb ik genoeg kennis en vaardigheden om het onderzoek goed uit te voeren?
  • Is er voldoende steun of medewerking (draagvlak) om mijn doel te bereiken?
  • Past het onderzoek binnen de beschikbare tijd en middelen?



Slide 12 - Tekstslide

TIJDGEBONDEN

Zorg dat je onderzoek binnen de beschikbare tijd kan worden afgerond.
Denk hierbij aan:
  • Kun je de nodige achtergrondinformatie (inleiding) verzamelen binnen de tijd (indien je terug van 0 zou beginnen)?
  • Kun je je enquête of experiment op tijd uitvoeren? (Let op examenperiodes!)
  • Heb je genoeg tijd om de verzamelde data te analyseren en conclusies te trekken?
 




Slide 13 - Tekstslide

Kijk naar de volgende onderzoeksvragen. Zijn ze goed of slecht? Of welke van de twee is de beste?

Slide 14 - Tekstslide

Goede of slechte onderzoeksvraag?
Is de populatie ijsberen de laatste tijd toegenomen?
A
goed
B
slecht

Slide 15 - Quizvraag

Een goede vraag is een open vraag. De vraag is niet goed als het antwoord simpelweg ‘ja’ of ‘nee’ is.
Een goede vraag vereist (een kort) onderzoek.
Beter: Welke factoren hebben de populatiegroei van ijsberen bevorderd?
Deze vraag vereist meer verdieping in het onderwerp om het antwoord te vinden.
 

Slide 16 - Tekstslide

Goede of slechte onderzoeksvraag?
Helpt medicatie om leerlingen met ADHD-symptomen te genezen en hebben ze extra oefeningen nodig?
A
goed
B
slecht

Slide 17 - Quizvraag

Een goede vraag bestaat uit één vraag. De vraag is niet goed als die is samengesteld uit meerdere vragen.

Slide 18 - Tekstslide

Goede of slechte onderzoeksvraag? Welke universiteit is de beste?
A
goed
B
slecht

Slide 19 - Quizvraag

Je hoeft niet om meningen te vragen.
Wanneer je vragen opstelt, moet je nadenken over de antwoorden die je wilt krijgen. Vergeet niet dat een mening niet goed is om in uw onderzoeksproject op te nemen. Je hebt alleen objectief bewijs nodig. 

Slide 20 - Tekstslide

Hoe zou je die vraag beter kunnen formuleren?

Slide 21 - Open vraag

Goede of slechte onderzoeksvraag? Wat zijn de nadelen van het gebruik van een telefoon op de universiteit?
A
goed
B
slecht

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn de nadelen van het gebruik van een telefoon op de universiteit? = niet echt origineel
Beter: Welke invloed heeft de beperking van mobiele telefoons op de universiteit op de cijfers van studenten?
Natuurlijk wordt het eerste onderwerp door veel mensen bestudeerd, dus daar zul je niets nieuws vinden. Maar als je vraagt ​​hoe de beperking de cijfers van de studenten beïnvloedt, is dat een heel andere vraag.

Slide 23 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is de beste?
A
Welk effect heeft aspirine op mensen die last hebben van een lage hartdruk?
B
Welk effect hebben medicijnen op mensen?

Slide 24 - Quizvraag

Zorg ervoor dat je onderzoeksvraag specifiek is. Zo krijg je meer gedetailleerde antwoorden.

Slide 25 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is de beste?
A
Hoe voorkomen overheidsregels dat bedrijven de lucht vervuilen?
B
Waarom vervuilen sommige bedrijven de lucht? 

Slide 26 - Quizvraag

Stel geen 'waarom'-vragen.
Wanneer je aan een onderzoekspaper werkt , moet je echter vragen stellen met specifieke en duidelijke antwoorden.


Bron: https://pro-academic-writers.com 

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht
Denk na over een mogelijke onderzoeksvraag die uit jouw literatuurstudie voortvloeit.
Houd hierbij steeds rekening met de vraag of je onderzoeksvraag wel SMART genoeg is!



timer
1:00

Slide 28 - Tekstslide

Mijn onderzoeksvraag (die ik mogelijk in 6 verder zal uitwerken):

Slide 29 - Open vraag