Herhaling leesvaardigheid

Lezen algemeen
Herhaling voor de toets --> 12 april, lesuur 3.

Toetsstof: lezen blok 1 tot en met 4. 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen algemeen
Herhaling voor de toets --> 12 april, lesuur 3.

Toetsstof: lezen blok 1 tot en met 4. 

Slide 1 - Tekstslide

We beginnen met de tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen! 
Vul in wat je nog weet.

Slide 2 - Tekstslide

De verschillen
- Tekstdoel: wat de schrijver wil bereiken met zijn tekst.
- Tekstsoort: om welk type tekst het gaat.
- Tekstvorm: hoe de tekst eruit ziet.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Tekstopbouw:
1. De tekst begint altijd met een inleiding. De schrijver wekt interesse.
2. Dan volgt het middenstuk/de kern: hierin wordt het onderwerp uitgewerkt.
3. De tekst eindigt met een slot, waarin de tekst afgesloten wordt.

Slide 5 - Tekstslide

Het onderwerp
Het onderwerp geeft in een woord/een paar woorden (max.5) aan waar de tekst over gaat.
Het kan verdeeld worden in deelonderwerpen per alinea, waarin iets gezegd wordt over het onderwerp.

Slide 6 - Tekstslide

De hoofdgedachte
Geeft in een zin aan wat er in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
Dit mag nooit een vraagzin zijn. 
De kernzinnen helpen je hierbij!

Slide 7 - Tekstslide

Geeft aan waar de tekst over gaat
Onderwerp
Hoofdgedachte
Een zin
Maximaal vijf woorden
Mag nooit een vraag zijn
Geeft aan wat er over het onderwerp gezegd wordt
Kan verdeeld worden in deelonder-werpen

Slide 8 - Sleepvraag

Kernzinnen
De kernzin: de zin met de belangrijkste informatie per alinea.
Deze kan aan het begin van de alinea staan, maar ook aan het einde.

Slide 9 - Tekstslide

Mogelijke plekken:
1. de eerste zin van de alinea;
2. de tweede zin van de alinea;
3. in het midden van de alinea (komt niet vaak voor);
4. aan het eind van de alinea.
--> Soms heeft een alinea geen kernzin!

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer is een tekst subjectief?

Slide 11 - Open vraag

Subjectieve tekst versus objectieve tekst?
1. Objectieve tekst: hierin staat de mening van de schrijver NIET. Hierin mogen WEL meningen van anderen staan.
2. Subjectieve tekst: de schrijver geeft WEL zijn mening in de tekst.

Slide 12 - Tekstslide

Tekstsoorten die subjectief zijn...
1. betogende teksten: schrijver wil met zijn mening de lezer overtuigen. 
2. beschouwende teksten: 

Slide 13 - Tekstslide

Verbindingsmanieren
Alinea's zijn met elkaar verbonden. Dat kan op 4 manieren:
1. door een signaalwoord
2. door een herhaling
3. door een aankondigende zin
4. door een verwijzing met een verwijswoord

Slide 14 - Tekstslide

Door een signaalwoord
Alinea's zijn met elkaar verbonden, doordat er signaalwoorden aan het begin van de alinea's staan.
De opbouw zou er bijvoorbeeld zo uit kunnen zien:
1. Titel
2. Inleiding
3. Alinea een begint met 'ten eerste'.
4. Alinea twee begint met 'ten tweede'.
5. etc.

Slide 15 - Tekstslide

Herhaling
Aan het begin van een nieuwe alinea worden woorden of groepen
woorden uit de vorige alinea herhaald.

De schrijver:
- kan precies dezelfde woorden gebruiken;
- hetzelfde zeggen, maar andere woorden gebruiken.
→ De schrijver herhaalt deze woorden/groepen woorden, omdat hij er
opnieuw iets over wil zeggen.

Slide 16 - Tekstslide

Verwijzing met een verwijswoord
Overgangszinnen staan meestal aan het begin van de alinea. De schrijver
gebruikt een verwijswoord (die, dit, dat, deze, wat...) om te verwijzen
naar iets wat eerder is gezegd.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
Laatste zin alinea 1:
'Een goed cijfer halen voor de kernvakken, is erg belangrijk.'
Eerste zin alinea 2:
'Dat is helaas niet zo gemakkelijk: om een goed cijfer te halen voor de toetsen,
moet je op tijd beginnen met leren.'
→ Het woordje 'dat', een verwijswoord, verwijst naar de uitspraak in de laatste
regel van de vorige alinea.

Slide 18 - Tekstslide

Aankondigende zin
Een aankondigende zin staat meestal aan het eind van een alinea. Deze zin
vertelt wat je verderop in de tekst kunt verwachten.
Bijvoorbeeld:
'Het onderzoek naar de oorzaak van de ramp heeft een aantal opmerkelijke
misstanden duidelijk gemaakt.'
→ Deze zin kondigt indirect aan dat je deze misstanden nog in de tekst terug
zal gaan zien.

Slide 19 - Tekstslide

Noem nog eens de 4 verbindingsmanieren.

Slide 20 - Open vraag