2.5 Bacteriën, schimmels en planten

2.5 Bacteriën, schimmels en planten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.5 Bacteriën, schimmels en planten

Slide 1 - Tekstslide



Leerdoelen:
  • Ik kan de verschillen en overeenkomsten tussen bacteriën en schimmelcellen noemen. 
  • Ik kan de functies van de onderdelen van een plantaardige cel benoemen. 
  • Ik kan op celniveau de eigenschappen van planten, dieren, schimmels en bacteriën benoemen. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Binas 
92B
360 x 4000 = 1.440.000       360 x 1000 = 360.000

Slide 4 - Tekstslide

De 4 rijken
alle organismen bestaan uit 1 of meer cellen
dieren
planten
schimmels
bacteriën

Slide 5 - Tekstslide

Elke cel heeft een celmembraan, cytoplasma en genetisch materiaal (DNA)

Slide 6 - Tekstslide

Dierlijke cel

Slide 7 - Tekstslide

Binas tabel 79C
microfilamenten = celskelet

grondplasma = cytoplasma

chromatine = DNA-moleculen in de interfase

GER = ER zonder ribosomen

centriolen maken trekdraden

peroxisoom = organel met enzymen 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Bacterie:
  • ééncelligen zonder celkern (prokaryoot)
  • cirkelvormig DNA los in het cytoplasma
  • celwand bestaat uit suikers en aminozuren
  • alleen ribosoom als organel
  • heterotroof = leven van
    organische stoffen uit de
    omgeving

Slide 12 - Tekstslide

Binas tabel 79A
plasmamembraan = celmembraan

fimbria = dunne, haarachtige aanhangsels

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Schimmels:
  • ééncellig of meercellig met celkern (eukaryoot)
  • DNA in celkern
  • alle celorganellen
  • celwand bestaat uit chitine (glucose met stikstofhoudende groep)
  • heterotroof = leven van organische stoffen uit de omgeving
  • Meercelligen: ondergrondse draden, voortplanting door sporen uit vruchtlichamen (paddestoelen)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

planten:
  • ééncellig of meercellig
  • met celkern (eukaryoot)
  • organellen, waaronder plastiden en grote vacuole
  • celwand bestaat uit cellulose (glucose-eenheden)
  • autotroof = maken voedingsstoffen m.b.v. fotosynthese

Slide 17 - Tekstslide

microfilamenten = celskelet

grondplasma = cytoplasma

chromatine = DNA-moleculen in de interfase

GER = ER zonder ribosomen

peroxisoom = organel met enzymen 

stippel met plasmodesmen = 
Binas tabel 79B

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Fotosynthese en synthese andere voedingsstoffen. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide