17.5 Genregulatie

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
RNA en Genexpressie
1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 57 slides, met tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
RNA en Genexpressie

Slide 1 - Tekstslide

Doel en begrippen 
Je leert hoe cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen
activeren, silencen, genexpressie, chromatinestructuur, nucleolus, epigenoom, milieufactoren, epigenetica, genomische inprinting, genregulatie, structuurgenen, regulatorgenen, operator, promotor, repressoreiwit, transcriptiefactoren, enhancers, silencers, activatoreiwitten, repressoreiwitten, micro RNA

Slide 2 - Tekstslide

Genexpressie
Genexpressie: welke genen staan aan of uit in welke cel.
Dit bepaalt welke eiwitten worden gemaakt in welke cel.

Genen "activeren" of "silencing"
  • Bepaalt de celdifferentiatie/ celspecialisatie
  • Bepaalt welke eigenschappen tot uiting komen


Slide 3 - Tekstslide

Genexpressie
De mate waarin het DNA van een gen vertaald wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuursequentie

Regelprocessen
  • Het gen moet bereikbaar zijn voor RNA polymerase
  • Invloed uitoefenen op de splicing van het pre-mRNA
  • Bepalen of de ribosomen het mRNA kunnen lezen

Slide 4 - Tekstslide

Overzicht
- Translatie is het vertalen van een genetische code op het DNA naar een werkzaam eiwit. De geproduceerde eiwitten zijn bouwstenen voor de productie van cellen
.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Voor translatie zijn 4 hoofdrolspelers nodig.
1) m-RNA: Het m-RNA is na transcriptie van het DNA in de celkern gemaakt. Het m-RNA bevat de genetische code voor één eiwit

2) t-RNA: Het transfer RNA bevindt zich in het cytoplasma. Het vervoert de aminozuren naar de ribosomen die verantwoordelijk zijn voor de eiwitsynthese. Het t-RNA bevat een codon bestaande uit drie nucleotiden, waarmee het t-RNA zich kan binden aan het juiste stukje van het m-RNA.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

3) De ribosomen: De ribosomen bevinden zich vrij in het cytoplasma, of gebonden aan het endoplasmatisch reticulum. Ribosomen lijken nog het meeste op hamburgerbroodjes. Ribosomen bestaan uit een groot deel en een klein dee

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Aminozuren
. De aminozuren: De cellen krijgen de aminozuren aangeleverd via het bloed. De aminozuren zijn de bouwstenen van de eiwitten die de cel wil maken.

Slide 12 - Tekstslide

Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
  • epigenetica - chromatinestructuur
  • epigenetica - DNA structuur
  • regelen van de transcriptie
  • regelen van translatie

Slide 13 - Tekstslide

Silencing
Enhancing

Slide 14 - Tekstslide

Silencing
Enhancing
Heterochromatine
Euchromatine
Compact DNA structuur
Losse DNA structuur
Moeilijk af te lezen DNA
Makkelijk af te lezen DNA
Methylering histonstaarten
Acetylering van histonstaarten
Gen = inactief
Gen = actief
De mate van methylering en acetylering geeft
de epigenetische structuur

Slide 15 - Tekstslide

Spiralisatie
Donkere plekken in de kern:
sterk gespiraliseerd DNA 
= heterochromatine
-> geen transcriptie

+ nucleolus (kernlichaampje)

(betrokken bij rRNA synthese)

Slide 16 - Tekstslide

Spiralisatie
Lichte plekken in de kern:
weinig gespiraliseerd DNA
= euchromatine
-> wel transcriptie

Slide 17 - Tekstslide

Methylering en acetylering histonen





Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van een histonstaart zorgt voor meer spiralisatie

Slide 18 - Tekstslide

Methylering en acetylering histonen





Acetylering (toevoeging van een -COCH3 groep) van een histonstaart zorgt voor minder spiralisatie

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Alle celtypen hebben hetzelfde genoom (hetzelfde DNA), maar een ander epigenoom; in ieder type cel komt een andere set genen tot expressie, waardoor de celtypen zich verschillend ontwikkelen.

Celdifferentiatie en celspecialisatie!

Slide 21 - Tekstslide

Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
  • epigenetica - chromatinestructuur
  • epigenetica - DNA structuur
  • regelen van de transcriptie
  • regelen van translatie

Slide 22 - Tekstslide

Methylering DNA




Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van de Cytosine-base bij de promotor (aanhechtingsplaats van RNA polymerase) voorkomt de transciptie (blokkade)

Slide 23 - Tekstslide

Methylering DNA




Methylering van Cytosine wordt beïnvloed door invloeden van buitenaf (stress/ eetpatroon=epigenetica). 

Slide 24 - Tekstslide

Methylering DNA





Methylering van Cytosine wordt bij de DNA replicatie meegenomen dus erft het kind het methylering-patroon van de ouders -> eigenschappen van een kind zijn deels beïnvloed door de milieufactoren van de ouders.

Slide 25 - Tekstslide

Methylering DNA




Genomische imprinting: als de eigenschappen van een kind recessief zijn doordat het dominante gen is uitgeschakeld door epigenetische factoren.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

 voorbeeld Genomische afstempeling (genomic imprinting)
Het uitschakelen
van genen door methylering (silencing)

Slide 28 - Tekstslide

Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
  • epigenetica - chromatinestructuur
  • epigenetica - DNA structuur
  • regelen van de transcriptie prokaryoten
  • regelen van translatie

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Regeling transcriptie - prokaryoten blz 35







Voorbeeld: regulatie van genen voor de aanmaak van enzymen om lactose te verteren (bron 21)

Slide 31 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Structuurgenen coderen voor de eiwitten die lactose kunnen verteren


Slide 32 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Regulatorgen codeert voor een repressoreiwit


Slide 33 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Repressoreiwit bindt aan de operator van de structuurgenen en voorkomt de binding van RNA polymerase aan de promotor.


Slide 34 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Bij aanwezigheid van lactose bindt lactose aan het repressoreiwit en inactiveert het -> het laat los.



Slide 35 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Zonder repressoreiwit kan RNA polymerase binden aan de promotor en worden de structuurgenen afgelezen.



Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Tryptofaan
operon
Deze operon werkt precies omgekeerd; hier gaat het namelijk om tryptofaan synthese en niet tryptofaan afbraak (zoals bij lac operon, lactose afbraak)
Bron...
bovenaan blz 38 boek

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
  • epigenetica - chromatinestructuur
  • epigenetica - DNA structuur
  • regelen van de transcriptie eukaryoten
  • regelen van translatie

Slide 41 - Tekstslide

Genexpressie bij eukaryoten
  • staat onder controle van transcriptiefactoren (eiwitten)
  • TATA-box van de promoter
  • enhancers en silencers
  • activatoreiwitten en repressoreiwitten
  • koppeling RNA-polymerase en start transcriptie

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Slide 44 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x





Activatoreiwitten (1) binden aan enhancer-DNA en stimuleren de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek)



Slide 45 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x





Coactivator-eiwitten (2) zorgen voor koppeling tussen verschillende 
transciptiefactoren en stimuleren de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)


Slide 46 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x




TATA bindende transcriptiefactor (3) bindt aan de TATA-box (niet gen-specifiek)

Slide 47 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Basale transcriptiefactoren (4) zijn nodig voor de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)




Slide 48 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Buigingseiwit is soms nodig om een juiste lus in het DNA te maken zodat het transcriptiecomplex gevormd kan worden. 




Slide 49 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Repressoreiwitten (6) binden aan silencer-DNA en voorkomen de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek)




Slide 50 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Regulerend DNA (7): enhancer DNA en silencer DNA zijn de bindingsplaatsen voor activatoreiwitten en repressoreiwitten. Hier wordt de transcriptie geregeld.




Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
  • epigenetica - chromatinestructuur
  • epigenetica - DNA structuur
  • regelen van de transcriptie
  • regelen van translatie

Slide 53 - Tekstslide

Regeling translatie
Hetzelfde pre mRNA kan door verschillende splicing (verwijderen introns) andere mRNA en dus andere eiwitten opleveren.

Slide 54 - Tekstslide

Regeling
translatie

Translatie kan pas 
beginnen na het 
aanhechten van de poly-A staart (AAAAA staart). 
Door dit proces te remmen door binding met een eiwit kan de translatie vertraagd worden.

Slide 55 - Tekstslide

Regeling translatie
micro RNA - kleine stukjes RNA - is complementair aan mRNA en kan hier aan binden. Daardoor kan het mRNA niet worden afgelezen (Hoofdstuk 18). Je blokkeert dan de translatie

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Video