Les 1 december

Vandaag
Boekpresentatie
Opwarmer paragraaf lezen
Theorie lees strategieën en tekstverbanden
Tesktdoel, soort en vorm

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsEnseignement Secondaire

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Boekpresentatie
Opwarmer paragraaf lezen
Theorie lees strategieën en tekstverbanden
Tesktdoel, soort en vorm

Slide 1 - Tekstslide

Je leest in je agenda wat je moet leren voor een proefwerk. Je leest zoekend.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 2 - Quizvraag

Ondertussen is een opsommend tekstverband.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 3 - Quizvraag

Elke alinea gaat over een ander deelonderwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Met andere woorden is een uitleggend tekstverband.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 5 - Quizvraag

Waarnaar kijk je het eerst als je wilt weten wat het onderwerp van een tekst is?

Slide 6 - Open vraag

Hoe is een alinea meestal opgebouwd?

Slide 7 - Open vraag

Wat is een kernzin?

Slide 8 - Open vraag

In welke tekstsoort worden argumenten gebruikt?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een signaalwoord en een verwijswoord?

Slide 10 - Open vraag

Mijn broertje eet graag pannenkoeken, pizza's en hamburgers. Tekstverband?
A
middel/doel
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
opsomming

Slide 11 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband tijdsvolgorde?
A
ten eerste
B
toen
C
al met al
D
om te beginnen

Slide 12 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband vergelijking?
A
zoals
B
zodat
C
evenals
D
net als

Slide 13 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband redengevend?
A
omdat
B
eerst
C
toch
D
waarmee

Slide 14 - Quizvraag

Welk tekstverband gebruik je om dingen achterelkaar op te noemen?
A
concluderend tekstverband
B
uitleggend tekstverband
C
opsommend tekstverband
D
tijdsvolgorde

Slide 15 - Quizvraag

Hij is even groot als ik.
tekstverband?
A
signaalwoord: als tekstverband: uitleggend
B
signaalwoord: als tekstverband: vergelijking
C
signaalwoord: als tekstverband: doel - middel
D
signaalwoord: als tekstverband: samenvattend

Slide 16 - Quizvraag

Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Tekstverband?
A
doel-middel
B
tegenstelling
C
opsomming
D
redengevend

Slide 17 - Quizvraag

Tekstdoel
Het tekstdoel is wat de schrijver wil bereiken bij de lezer.
Er zijn vier hoofdgroepen:
Informeren – feiten, uitleg geven
Overhalen/overtuigen – lezer ergens toe brengen
Activeren – aanzetten tot actie
Amuseren – vermaken






Slide 18 - Tekstslide

Tekstsoort
De tekstsoort is de categorie waartoe een tekst met dat doel behoort.
Voorbeelden per tekstdoel:

Informeren → informatieve teksten
Overhalen/overtuigen → betogende teksten
Activeren → activerende teksten
Amuseren → amuserende teksten
Nieuwsbericht?




Slide 19 - Tekstslide

Tekstvorm
De tekstvorm is de concrete, herkenbare vorm waarin de tekst verschijnt.

Informeren → nieuwsbericht, verslag, achtergrondartikel
Overhalen/overtuigen → betoog, recensie, column
Activeren → reclame, oproep, flyer
Amuseren → verhaal, strip, roman

Slide 20 - Tekstslide

In de chat:
Zo veel mogelijk woorden rond het thema.....


timer
0:30

Slide 21 - Tekstslide

Les 1 december

Slide 22 - Tekstslide