H8.3Beweging van licht

H8.3Beweging van licht
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H8.3Beweging van licht

Slide 1 - Tekstslide

Kleuren maken  
Wit licht bestaat uit verschillende kleuren. Met een prisma kun je die kleuren zichtbaar maken. Omgekeerd kun je met verschillende kleuren ook weer wit licht maken. In de afbeelding zie je drie lampen: rood, groen en violet.

Slide 2 - Tekstslide

Onthouden!  
Wit licht bestaat uit verschillende kleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw en violet.  
Een prisma is een driehoekig geslepen glas.  
Een prisma breekt lichtstralen in de kleuren van het spectrum.  
Het licht van een gloeilamp heeft een mengkleur.  
Het licht van een laser is een zuivere kleur.  
Een laser is een lichtbron die maar één kleur licht geeft.  
De kleuren op een televisiescherm worden gemaakt door rood, groen en violet.  
Een voorwerp weerkaatst alleen de kleur of kleuren die je ziet.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen dat een lichtbron naar alle kanten lichtgolven uitzendt. 
  2.  Je kunt uitleggen dat de bergen en dalen van een lichtgolf in alle richtingen bewegen. 
  3.  Je kunt het verschil geven tussen geluid-golven en lichtgolven. 
  4.  Je kunt uitleggen hoe een schaduw ontstaat. 
  5.  Je kunt uitleggen wanneer je één of meerdere schaduwen hebt. 
  6.  Je kunt uitleggen wat randstralen zijn. 
  7. Je kunt uitleggen wat een spiegel is. 
  8.  Je kunt vertellen hoe je spiegel-schrift kunt lezen. 
  9.  Je kunt een spiegelbeeld tekenen.

Slide 4 - Tekstslide

 Lichtgolven 
Een lamp is een lichtbron. Lichtstralen van een lamp gaan alle kanten uit. Het licht dat je ziet, heeft de beweging van een golf. 
 Een lamp straalt licht uit in alle richtingen. Het licht dat je ziet, is een soort golf. Net als water-golven beweegt een lichtgolf op en neer. Bij water zijn de golven ongeveer een meter groot. Bij licht zijn de golven kleiner dan een duizendste deel van een millimeter! 

Slide 5 - Tekstslide

Lichtgolven
De golven van water maken bergen en dalen omhoog en omlaag. Bij licht bewegen de bergen en dalen van de golf niet alleen omhoog en omlaag, maar alle kanten op (zie afbeelding). In de tekening is steeds maar één golf getekend, want het is onmogelijk om alle golven te tekenen. 

Slide 6 - Tekstslide

Lichtgolven
Lichtgolven gaan door lucht, door water en zelfs door het luchtledige. Lichtgolven hebben dus geen tussenstof nodig, zoals geluid.

Slide 7 - Tekstslide

Schaduw  
In afbeelding 1 zie je drie kinderen. Op de stoep zie je hun schaduw. De kinderen houden een deel van het zonlicht tegen. De andere lichtstralen gaan rechtdoor, langs de kinderen. Daar is geen schaduw. Een schaduw ontstaat waar het licht van een lichtbron niet kan komen. 

Slide 8 - Tekstslide

Schaduw  
Een voorwerp kan meer dan één schaduw hebben. Dat gebeurt als er meer dan één lichtbron is. De voetballer in afbeelding 2 heeft drie schaduwen. De wedstrijd wordt 's avonds gespeeld. Op de speler schijnen drie lampen. De drie lichtbronnen geven de voetballer drie verschillende schaduwen.

Slide 9 - Tekstslide

Randstralen  
In de afbeelding zie je een auto onder een lantaarnpaal. Het donkere deel is de schaduw van de auto. Daar kan het licht van de lamp niet komen, want lichtstralen gaan altijd rechtdoor. In de tekening zie je twee randstralen. Deze lichtstralen gaan langs de rand van de auto. De randstralen maken de rand van de schaduw. Je kunt ook zeggen: de randstralen maken de omtrek van de schaduw. 

Slide 10 - Tekstslide

Schaduw
Schaduw ontstaat als een voorwerp lichtstralen tegenhoudt 
 
Wanneer er 1 lichtbron is, krijg je 1 duidelijke schaduw

Slide 11 - Tekstslide

Spiegelbeeld  
Je kunt je eigen gezicht niet zien. Om je gezicht te zien, kijk je in een spiegel. Een spiegel weerspiegelt alle lichtstralen die erop vallen. Met een spiegel kun je ook achter je kijken. Dat zie je in de afbeelding. 

Slide 12 - Tekstslide

Spiegelbeeld tekenen   
Je hebt drie dingen nodig om een spiegelbeeld te tekenen:  
– een geo-driehoek  
– een potlood  
– een gum 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
Eerst teken je de spiegel. Een spiegel teken je als een rechte lijn (zie afbeelding). De achterkant van de spiegel kleur je een beetje grijs met je potlood.  
1 Teken een driehoek aan de voorkant van de spiegel. Zet op iedere hoek een punt.  
2 Leg de geo-driehoek met de middellijn op de spiegel.  
Teken achter de spiegel het eerste beeldpunt van het spiegelbeeld.  
Teken het beeldpunt even ver van de spiegel als de punt van de driehoek.  
3 Teken op dezelfde manier het tweede beeldpunt achter de spiegel.  
4 Teken ook het derde beeldpunt.  
5 Teken nu de lijnen van de gespiegelde driehoek

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Zelfstandig werken
Lees en maak digitaal alle opgaven van paragraaf H8.3 Beweging van licht.

Slide 16 - Tekstslide

Onthouden!  
Een lichtbron zendt naar alle kanten lichtgolven uit.  
Lichtgolven hebben geen tussenstof nodig.  
De bergen en dalen van een lichtgolf bewegen in alle richtingen.  
Een schaduw ontstaat waar het licht van een lichtbron niet kan komen.  
Eén lichtbron geeft één schaduw.  
De randstralen maken de rand van de schaduw.  
Een spiegel weerspiegelt de lichtstralen die erop vallen.  
Spiegel-schrift kun je lezen in de spiegel.  
Een spiegelbeeld teken je met behulp van beeldpunten.

Slide 17 - Tekstslide