Zinsdelen verkort

ZINSDELEN
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

ZINSDELEN

Slide 1 - Tekstslide


Wat is de PERSOONSVORM in deze zin?

Diefstal in supermarkten bestaat al heel lang.

Slide 2 - Open vraag


Wat is het ONDERWERP in deze zin?

Diefstal in supermarkten bestaat al heel lang.

Slide 3 - Open vraag


Wat is het NWG in deze zin?

Mijn mobiel is kapot.

Slide 4 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?

Hij heeft de hele avond televisie gekeken.

Slide 5 - Open vraag


Bevat deze zin een NWG of een WWG?

In de vakantie mag jij er voor zorgen.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quizvraag


De toets heeft Albert een onvoldoende opgeleverd.

Albert is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp

Slide 7 - Quizvraag


Ze bevindt zich in het wiskundelokaal.

in het wiskundelokaal is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling)

Slide 8 - Quizvraag


Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?
De schippers werden gewaarschuwd
voor de storm.

Slide 9 - Open vraag


Wat is het ONDERWERP in deze zin?

Niet iedereen kan daar naar toe.

Slide 10 - Open vraag


Wat is het NWG in deze zin?

Zal zij ooit verstandig worden?

Slide 11 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?

Hij at al zijn boterhammen op.

Slide 12 - Open vraag


Bevat deze zin een NWG of een WWG?

Hij lijkt me erg aardig.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quizvraag


De leerling gaf het werk aan de leerkracht.

aan de leerkracht is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp

Slide 14 - Quizvraag


Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?

Wij voetbalden vroeger altijd op straat.

Slide 15 - Open vraag


Wat is het ONDERWERP in deze zin?
Net op dat moment gaf de nogal onbeleefde jongen hem een duw.

Slide 16 - Open vraag


Wat is het NWG in deze zin?

Mijn dochter was gisteren ziek.

Slide 17 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?

Zou hij het pakketje open durven te maken?

Slide 18 - Open vraag