Maw 4 havo 23 maart

Wat gaan we vandaag doen?
Paragraaf 8.2
Huiswerk bespreken

Herhaling hoofdstuk 5 t/m 7
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
Paragraaf 8.2
Huiswerk bespreken

Herhaling hoofdstuk 5 t/m 7

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

huiswerk
opdracht 2 en 4

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezag en representatie
Gezag: Macht die als legitiem beschouwd wordt.

Als een actor gezag heeft accepteren de anderen vrijwillig de beslissingen die hij neemt en aanvaarden ze dat hun vrijheid wordt ingeperkt.

macro/micro                       meer/mindere mate




achtergrondkenmerken, standpunten en besluiten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welk niveau heeft je docent Engels gezag?
A
micro
B
macro

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

representatie en representativiteit
Representatie: dat mensen een bepaalde groep vertegenwoordigen (leerlingenraad, koning bij een staatsbezoek).

Representativiteit: de mate waarin de representatie overeenkomt met wat de groep wil (achtergrondkenmerken, standpunten en besluiten).

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen representatie en representativiteit?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Representatie heeft in het volgende voorbeeld betrekking op:

De PVV vindt veiligheid en gezag van de politie enorm belangrijk, maar stemde in met bezuiniging op de politieopleiding.
A
achtergrondkenmerken
B
standpunten
C
besluiten
D
alle voorgaande antwoorden

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Representatie heeft in het volgende voorbeeld betrekking op:
De meeste politici in de Tweede Kamer zijn hoogopgeleid.
A
achtergrondkenmerken
B
standpunten
C
besluiten
D
alle voorgaande antwoorden

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 5
Welvaartsvraagstuk: Hoe kan er worden voldaan aan de bestaansvoorwaarden die nodig zijn om een samenleving in stand te houden?

Jagers verzamelaars: samenwerking maar ook conflict met andere groepen om te overleven.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5
Algemeen belang: collectieve en private goederen. 
Dilemma van de collectieve actie.

Harmoniemodel/poldermodel

socialisme: Gelijkheid en gelijkwaardigheid
Confessionalisme: harmonie en samenwerking
Liberalisme: vrijheid en verantwoordelijkheid.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

rationalisering
Jagers verzamelaars: mensen hebben oplossingen bedacht om schaarste tegen te gaan, hun middelen doelgerichter ingezet en efficiënter en effectiever hun doel bereikt.

MacDonalds

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer spreek je van een collectief dilemma?
A
als het een probleem betreft waar heel veel mensen last van hebben
B
als individuele belangen op korte termijn aantrekkelijker lijken dan gezamenlijk belang op lange termijn
C
als mensen het heel lastig vinden om een keuze te moeten maken
D
alle voorgaande antwoorden kloppen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zie je het proces van rationalisering bij je bijbaantje bij bijvoorbeeld AH?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 6
Hoe valt blijft de samenleving bij elkaar? Met een politicologische bril naar het bindingsvraagstuk.

Heemraadschappen: boeren werkten samen en er ontstond een politieke instelling.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.

Macht
3 elementen 
2 kanten.
4 soorten machtsbronnen
formele/informele

Politieke instituties

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.
Theorie van het pluralisme/ machtselitetheorie

socialisme: Macht moet gelijk(er) verdeeld worden
Confessionalisme: Gespreide verantwoordelijkheid
Liberalisme: Overheid hoeft niet iets te doen aan verschil in macht, mensen zijn zelf verantwoordelijk.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staatsvorming
als gevolg van het proces van rationalisering: staatsvorming

Staat: groep mensen, grondgebied, geweldsmonopolie en belastingmonopolie.

Soevereine macht: interne/externe

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding is sprake van:
A
sociale institutie
B
politieke institutie

Slide 19 - Quizvraag

sociale institutie :
Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.
politieke institutie :
Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en
politieke besluitvorming reguleren.
In de afbeelding is sprake van:
A
sociale institutie
B
politieke institutie

Slide 20 - Quizvraag

sociale institutie :
Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.
politieke institutie :
Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en
politieke besluitvorming reguleren.
Jaap van Dissel (RIVM) staat op de tweede plek in de Top 200 van invloedrijkste Nederlanders.
A
Theorie van het pluralisme
B
Machtselitetheorie

Slide 21 - Quizvraag

Theorie van pluralisme = de moderne samenleving bestaat uit een veelheid van maatschappelijke groepen die allemaal verschillende belangen vertegenwoordigen.  

2 Machtselite theorie = er is een machtselite die sleutelposities inneemt op sociaaleconomisch en politiek terrein. 
Geweldsmonopolie betekent
A
alleen de politie mag geweld gebruiken
B
alleen het leger mag geweld gebruiken
C
alleen de staat/overheid mag geweld gebruiken
D
alleen de ME mag geweld gebruiken

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Belastingmonopolie betekent
A
alleen rijke mensen betalen belasting
B
alleen de staat/overheid mag burgers belasting laten betalen
C
alleen mensen die werken betalen belasting
D
alle voorgaande antwoorden zijn juist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Trump-aanhangers zorgen er met geweld voor dat de Senaat in het Capitool niet kan vergaderen en beslissen, dit tast de..... van de VS aan
A
externe soevereiniteit
B
interne soevereiniteit
C
geen van beide
D
allebei

Slide 24 - Quizvraag

Interne soevereiniteit = de staat voldoet aan de drie kenmerken van de staat (zie hierboven)
Externe soevereiniteit = betekent dat het staatsgezag niet ondergeschikt is aan het gezag van andere staten.