spelling blok 1 en 2 - herhaling

Quiz spelling blok 1 en 2 - Jn1a
Zorg dat je je IPad voor je hebt liggen en de juiste inlogcode gebruikt zodat ook jij de antwoorden in kunt vullen :)

Veel plezier!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Quiz spelling blok 1 en 2 - Jn1a
Zorg dat je je IPad voor je hebt liggen en de juiste inlogcode gebruikt zodat ook jij de antwoorden in kunt vullen :)

Veel plezier!

Slide 1 - Tekstslide

Blok 1 spelling

Slide 2 - Tekstslide

Van welk werkwoord zie je hier de juiste stam?
A
lopen
B
renn
C
fietst
D
geef

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de stam?
De stam is het hele werkwoord -en.
Bijvoorbeeld rennen --> rennen - en = renn (stam)

Om de juiste ik-vorm te krijgen moet je soms wat veranderen aan het woord. Je gebruikt de stam om te weten of je bij de persoonsvorm in de verleden tijd -de(n) of -te(n) moet schrijven en/of je kunt 't kofschip x gebruiken bij de stam gebruiken om te weten hoe dat je het voltooid deelwoord moet schrijven. 

Slide 4 - Tekstslide

Welke stam is niet juist bij de onderstaande werkwoorden?
A
lopen - loop
B
fietsen - fiets
C
rennen - renn
D
maken - mak

Slide 5 - Quizvraag

Welk woorden zijn juist gespeld? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
kabouter
B
trouwen
C
pauw
D
augurken

Slide 6 - Quizvraag

Welke woorden zijn juist gespeld? Er zijn meerdere antwoorden goed
A
geit
B
tijd
C
eizer
D
allerlij

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juist gespelde persoonvorm van deze zin?

Jij .............. (verrassen) me soms.
A
verrasst
B
verrast
C
verast
D
verasdt

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:

......... (bieden) jij echt zo veel voor die lelijke schoenen?

Slide 9 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:

.......... (vinden) je moeder dat wel goed?

Slide 10 - Open vraag

Blok 2 spelling

Slide 11 - Tekstslide

Klankvaste en klankveranderende werkwoorden
Klankvaste werkwoorden:
Klank blijft hetzelfde in de verleden tijd (bijvoorbeeld: werk - werkte)

Klankveranderende werkwoorden:
Klank verandert in de verleden tijd (bijvoorbeeld: zing - zong)

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf een klankveranderend werkwoord op

Slide 13 - Open vraag

Schrijf een klankvast werkwoord op

Slide 14 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd:
De buurman ...... (lozen) zijn afval.
A
loosde
B
loosten
C
loost
D
loostte

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd:
De verzekering .......... (vergoeden) alles gelukkig!
A
vergoedde
B
vergoede
C
vergoedden
D
vergoedt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het juiste voltooid deelwoord van het werkwoord 'bellen'?
A
gebelt
B
gebeld

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het juiste voltooid deelwoord van het werkwoord 'verstuiken'?
A
verstuikd
B
verstuikt

Slide 18 - Quizvraag

Welke woorden zijn juist geschreven?
A
kippenhok
B
paardenstallen
C
regenwolkken
D
hooivorkken

Slide 19 - Quizvraag

Welke woorden zijn juist geschreven?
A
winkelstraten
B
basisschoolen
C
lantaarnpaalen
D
knuffelberen

Slide 20 - Quizvraag

Einde!

Slide 21 - Tekstslide