Grammatica woordsoorten en zinsdelen

• Mentorles
• WO
• Studiejaar 2

Grammatica Woordsoorten

Grammatica Woordsoorten & Zinsdelen

Door Srishti, Carina en Ana

Zelfstandig naamwoord

- Een naam voor iets

- Waar je De, Het of een ervoor zet

Vb: Huis, Kat, Hout, Vakantie

Een zelfstandignaamwoord is:

1. Woorden die aangeven dat je iets doet
2. woorden van mensen, dieren, planten, dingen en eigen namen.

Juul gaat zometeen hardlopen. Wat is het znw?

1. zometeen
2. Juul
3. hardlopen
4. gaat hardlopen

Wat is GEEN zelfstandignaamwoord?

1. lopen
2. schoen
3. hond
4. voet

Bijvoegelijk naamwoord

- Komt voor een Znw

- Beschrijft het Znw

Vb: Snelle, Groote, Ovale

De Rode Auto

De dronken vrouw

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. Zegt iets over een werkwoord
2. Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

De groene bloem staat in de tuin. Wat is het bijv. nw?

1. bloem
2. grond
3. groene
4. op

Persoonlijk voornaamwoord

- Verwijzen naar iemand zonder hun naam te gebruiken

Vb: Ik, jou, zij, hen, hem

Bezittelijk voornaamwoord​

- Geeft een bezitsrelatie aan ​

Vb: Mijn, Jouw, Zijn, Ons​

Ik vind hem heel mooi. Persoonlijk of bezittelijk vnw?

1. persoonlijk
2. bezittelijk

Ik ben vrienden met zijn kat. Persoonlijk of bezittelijk vnw?

1. persoonlijk
2. bezittelijk

Werkwoorden

Zelfstandig werkwoord

- geeft aan wat het onderwerp aan het doen is​

  Koppel werkwoord 

- koppelt een (tijdelijke) eigenschap aan het onderwerp​

Hulp werkwoord 

- helpt om het gezegde te maken​

​

Ik ben aan het vissen​

Ik wil heel graag op mijn zus lijken​

- Als er maar één werkwoord in de zin staat is het een zelfstandig of koppel werkwoord​

- Er zijn maar negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen​

​

​

Voorzetsels

- Woord dat een plaats, tijd of reden aangeeft​

- Je kan de kooi gebruiken om te kijken of het woord een voorzetsel is​

De poster hangt aan de muur. Wat is het voorzetsel?

1. de
2. hangt
3. muur
4. aan

Zinsontleden

Lijdend Voorwerp​

- Wat het ww direct ondergaat​

Meewerkend Voorwerp​

- Ontvangt of Verneemt iets​

Werkwoordelijk Gezegde​

- alle werkwoorden in een zin ​

Persoonsvorm​

- Altijd een ww​. Te zien in de tweede zinsdeel van een zin.

Onderwerp​

- Belangrijkste persoon, dier of ding uit de zin​

Bijwoordelijke bepaling

- Tijd, plaats, reden, hoeveelheid, enz.

- Geeft antwoord op de W vragen

- Overgebleven zinsdeel is vaak bijw. bep.

Overgebleven zinsdeel

Stel vragen zoals: waar, wanneer, hoe, hoeveel, enz.

Lauren krijgt voor haar verjaardag een kat. Wat is het ow en lv?

1. Krijgt, kat
2. Lauren, kat
3. Verjaardag, Lauren
4. krijgt, verjaardag

Loïs en Evgeniya geven een cadeau aan Feline. Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Loïs
2. Feline
3. Evgeniya
4. een cadeau

Douwe doet aan tennis. Wat is de persoonsvorm?

1. Douwe
2. Tennis
3. aan
4. doet

Maysen kan redelijk goed hockeyen. Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. Maysen hockeyen
2. redelijk goed
3. kan hockeyen
4. goed hockeyen

Solène is goed in viool spelen. Wat is het naamwoordelijk gezegde?

1. Solene
2. is goed in viool spelen

Ik ga elke Zaterdag naar het park. Wat is de bijwoordelijke bepaling?

1. ik
2. park
3. elke zaterdag
4. naar