LUISTEREN EN KIJKEN HOOFDSTUK 2 SAMENVATTING


SAMENVATTING
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les


SAMENVATTING

Slide 1 - Tekstslide


Grappig?
A
Ja
B
Beetje
C
Nee
D
Hi-la-risch

Slide 2 - Quizvraag


SAMENVATTING
LUISTEREN EN KIJKEN
HOOFDSTUK 2
SAMENVATTING

Slide 3 - Tekstslide

LUISTEREN EN KIJKEN 
HOOFDSTUK 2
Planning: 
  • Herhalen theorie hoofdstuk 2
  • Maken oefentoets
  • Extra oefenen
  • Beter spellen

Slide 4 - Tekstslide


DOEL
AAN HET EINDE VAN DE LES:

  • BEGRIJP JE DE BELANGRIJKSTE AANWIJZINGEN UIT EEN DEMONSTRATIE OF INSTRUCTIE
  • BEGRIJP JE INFORMATIEVE KIJK-/LUISTERTEKSTEN EN KUN JE OPVATTINGEN EN BEDOELINGEN UIT TAAL- EN BEELDGEBRUIK AFLEIDEN
  • HERKEN JE DE STANDPUNTEN EN ARGUMENTEN IN EEN BETOGENDE KIJK-/LUISTERTEKST EN KUN JE DE KWALITEIT VAN ARGUMENTEN BEOORDELEN
       DOEL

Slide 5 - Tekstslide

THEORIE 2.1

Slide 6 - Tekstslide

Theorie
Informatieve teksten kunnen twee doelen hebben:

  • uiteenzettend: de informatie wordt op een neutrale toon gegeven, bijvoorbeeld nieuwsberichten

  • beschouwend: de luisteraar wordt vanuit verschillende kanten geïnformeerd, zodat hij zich een mening kan vormen, bijvoorbeeld documentaires en reportages
INFORMATIEVE TEKSTEN 2.1

Slide 7 - Tekstslide

Theorie
Als kijker/luisteraar moet je de tekst niet alleen begrijpen, maar je moet ook een oordeel vellen over de bedoeling en gevoelens van spreker(s).
Ook moet je je afvragen of de informatie actueel en betrouwbaar is.
INFORMATIEVE TEKSTEN 2.1

Slide 8 - Tekstslide

VOORBEELD

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

TWEE VRAGEN

Slide 11 - Tekstslide


De meeste informatieve teksten
zijn uiteenzettend: de informatie
wordt op neutrale (= niet partijdige) toon gegeven.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 12 - Quizvraag

Voorbeelden van informatieve teksten zijn:
A
het journaal, reclamefilmpjes en series
B
Netflix, YouTube, TikTok en Instagram
C
speelfilms, documentaires en filmpjes van influencers
D
nieuwsberichten, documentaires en reportages

Slide 13 - Quizvraag

THEORIE 2.2

Slide 14 - Tekstslide

Theorie
 Een instructie heeft vaak de volgende kenmerken:
  • in de inleiding wordt het onderwerp van de instructie genoemd
  • de instructie bestaat uit een aantal aanwijzingen
  • de aanwijzingen zijn concrete stappen die je vaak in een vaste volgorde moet uitvoeren
Instructieve teksten 2.2

Slide 15 - Tekstslide

Theorie
Let ook op:

Signaalwoorden, geven de volgorde aan hoe de instructie uitgevoerd moet worden.
Werkwoorden geven aan wat je precies moet doen. 
In de praktijk kun je uitleg krijgen aan de hand van een demonstratie.
Instructieve teksten 2.2

Slide 16 - Tekstslide

VOORBEELD

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

TWEE VRAGEN

Slide 19 - Tekstslide

In een instructie krijg je uitleg hoe je iets moet doen, daarbij wordt vaak gebruik gemaakt van signaalwoorden en werkwoorden.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 20 - Quizvraag

Beknopt samenvatten van een instructie of demonstratie doe je zo:
A
Schrijf een inleiding, middenstuk en slot en sluit af met een handtekening
B
Noteer de mening en de verschillende argumenten
C
Noteer onderwerp en doel en de verschillende stappen in de instructie
D
Beoordeel of alle kanten aan bod zijn gekomen en of de informatie actueel en betrouwbaar is

Slide 21 - Quizvraag

THEORIE 2.3

Slide 22 - Tekstslide

Theorie
In een betoog, debat of discussie is er iemand die met gebruik van argumenten anderen probeert te overtuigen van zijn standpunt.

Standpunten worden vaak ingeleid met zinnetjes als:

  • ik vind… - volgens mij… - ik denk dat… - het is mijn overtuiging… - mijn conclusie is…
BETOGENDE TEKSTEN 2.3

Slide 23 - Tekstslide

Theorie
Er zijn zowel objectieve als subjectieve argumenten die gebruikt worden om het standpunt te verdedigen.
Drogredenen kunnen ook voorkomen. Dit zijn onjuiste argumenten of redeneringen. Voorbeelden zijn verkeerde vergelijking of persoonlijke aanval.
BETOGENDE TEKSTEN 2.3

Slide 24 - Tekstslide

Theorie
Generalisatie
Een algemene regel vaststellen op basis van te weinig gegevens.
In Spanje hebben de mensen het niet slecht, want daar schijnt immers altijd de zon.

Onjuist beroep op autoriteit
Beweren dat iets waar is omdat een autoriteit die onbetrouwbaar is, dat zegt.
Ik vind dat we geen Olympische Spelen in Nederland moeten houden. Dat zegt de voorzitter van onze voetbalclub ook. 

Verkeerde vergelijking
Er worden twee dingen met elkaar vergeleken die niet te vergelijken zijn.
 Voorbeeld: op de havo heb je ook geen lange stage, dus die stage van een halfjaar op het mbo hoeft ook niet.

Persoonlijke aanval
De persoon wordt aangevallen, niet zijn standpunt of argument.
Voorbeeld: die achterlijke werkgevers profiteren alleen maar van hun stagiaires.
VOORBEELDEN DROGREDENEN:
bladzijde 210

Slide 25 - Tekstslide

VOORBEELD

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

VIJF VRAGEN

Slide 28 - Tekstslide


Nederlands is het leukste schoolvak.
A
feit
B
mening
C
argument
D
drogreden

Slide 29 - Quizvraag


Wijn is gezond. Dat
zegt de tandarts ook.
A
Generalisatie
B
Onjuist beroep op autoriteit
C
Persoonlijke aanval
D
Verkeerde vergelijking

Slide 30 - Quizvraag


Hij is trouwens de beste tandarts van Nederland.
A
feit
B
mening
C
argument
D
drogreden

Slide 31 - Quizvraag

Hij heeft vorig jaar drie prijzen gewonnen.
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 32 - Quizvraag

Hippopotomonstrosesquippedaliofobie is een fobie (angst) voor lange woorden, zoals het woord van de fobie zelf.
A
feit
B
mening
C
argument
D
x

Slide 33 - Quizvraag


WAT TE DOEN
Maak de
oefentoets 
Luisteren en kijken 
hoofdstuk 2

Slide 34 - Tekstslide

Volgende week: 
toets Luisteren en kijken hoofdstuk 2 
Ter voorbereiding:
Maak alle reguliere opdrachten;
Leer de theorie van de verschillende paragrafen;
Maak eventueel extra opdrachten.
WAT TE DOEN:
MAAK DE OEFENTOETS 


Slide 35 - Tekstslide