24-5 Woordenschat 1 + 2 3h

Woensdag 24-05 3H

  • kort herhaling theorie Woordenschat H1 (stijlfiguren en beeldspraak)
  • gezamenlijk startopdracht blz. 58
  • uitleg theorie hyperbool, understatement, eufemisme
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 24-05 3H

  • kort herhaling theorie Woordenschat H1 (stijlfiguren en beeldspraak)
  • gezamenlijk startopdracht blz. 58
  • uitleg theorie hyperbool, understatement, eufemisme

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak (herhaling klas 2)
Vergelijkingen, metaforen, metonymia en personificaties zijn vormen van beeldspraak.     

Beeldspraak is altijd 
figuurlijk bedoeld.

Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak

Slide 3 - Tekstslide

Metoniem

Veel mensen willen meer blauw op straat (blauw = politie)


Toen hij het veld opkwam, juichte het stadion (stadion = publiek)


Mijn opa heeft een anker op zijn onderarm (anker = een tatoeage van een anker)


Slide 4 - Tekstslide

Metoniem
- Die lachebek (je noemt de eigenschap, maar je bedoelt de persoon)
- Hij trapte het leer tussen de doelpalen (je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp)

- Geef mij nog maar een glaasje (je noemt het voorwerp, maar je bedoelt de inhoud)
- Hij drinkt altijd Spa (je noemt de aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het product dat daar vandaan komt)

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren?
Een tekst kun je op verschillende manieren
aantrekkelijk maken: met beeldspraak
(vergelijking, metafoor en personificatie),
met (rijmende) uitdrukkingen en met stijlfiguren.

Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken



Slide 6 - Tekstslide

Stijlfiguren klas 3
  • Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken. Enkele stijlfiguren  zijn:
  • Herhaling: Plus geeft meer, veel meer
  • Tegenstelling: geen haat, maar liefde
  • Opsomming: Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder
  • Bijzondere opsommingen: drieslag, climax en omgekeerde climax (zie volgende dia)

Slide 7 - Tekstslide

Drieslag, climax en omgekeerde climax
  • Drieslag (woorden die bij elkaar horen)
Ik verlang naar zon, zee en strand. 
  • Climax (opbouw in sterkte/meervoud)
Ik heb uren, dagen, weken zitten leren voor die toets!
  • Omgekeerde climax (opbouw aflopend)
De officieren, de onderofficieren, de korporaals en zelfs de gewonde soldaten kwamen in opstand.

Slide 8 - Tekstslide

Woordenschat H2 blz. 58
maken startopdracht/hierna uitleg

Slide 9 - Tekstslide

uitleg theorie woordenschat 2

hyperbool, understatement, eufemisme

Slide 10 - Tekstslide

: Hyperbool (overdrijven)  
- Ik sta al een eeuw op je te wachten

 Understatement (afzwakken)
- Hij heeft wel een paar centen. (over iemand die rijk is)

 Eufemisme ( Afzwakken om werkelijkheid minder hard te maken/niet te kwetsen)
- We hebben de hond laten inslapen.
Woordenschat H2

Slide 11 - Tekstslide

maken Woordenschat 2
  • blz. 58 opdracht 1 + 2

Slide 12 - Tekstslide

quizje Woordenschat H2
stijlfiguren

Slide 13 - Tekstslide

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 14 - Quizvraag

Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 15 - Quizvraag

Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 16 - Quizvraag

De dierenarts heeft het arme dier moeten laten inslapen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 17 - Quizvraag

Die miljonair heeft wel
een aardig optrekje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 18 - Quizvraag

Messi kan wel een aardig balletje trappen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 19 - Quizvraag

Die jongen gaat creatief om met de waarheid.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 20 - Quizvraag

Ik heb je dat wel 100x uitgelegd!
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 21 - Quizvraag

De veestapel wordt geruimd.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 22 - Quizvraag