Schrijven H1 + Formuleren H1 NN 1Vc

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom 1Vc!

Even opfrissen...

In de vorige schrijfles hebben we:

- een tekst geschreven en beoordeeld

Neem de rubric erbij die is ingevuld bij jouw tekst!

Wat ging goed, wat nog niet?

* Welke tip en top kreeg jij? (of geef jij jezelf aan de hand van jouw rubric?)

Weet je het nog?

Wat was belangrijk bij begrijpelijk schrijven?

Doe mee! Zo schrijf je begrijpelijk:

Laat maar zien!

Op de volgende slide staat een e-mail. Welke fouten haal jij eruit? Werk samen in duo's en noteer de verbeteringen.

En, hoe schreef je ook alweer een nieuwsbericht?

(psst... check H1 Schrijven, blz. 57!)

Hoe maak je een nieuwsbericht overzichtelijk?

Hoe schrijf je een goede alinea?

In een nieuwsbericht geef je antwoord op de vragen:

1. 5H+W
2. 3A+B
3. 5W+H
4. 4W+H

 

Maar, hoe schrijf je eigenlijk correct?

* verbindingswoorden

* leestekens

* de juiste verwijswoorden

Over dit onderdeel kun je hier nog meer vinden:

theorie Formuleren H1 (blz. 35 e.v.) en H2 (blz. 77 e.v.)

Correcte zinnen:

- schrijf je door verbindingswoorden te gebruiken, bijvoorbeeld:

We hebben bijna vakantie, dus we moeten nog even volhouden.

Sjakie gaat in de chocoladefabriek werken, want hij is dol op chocola.

Hoe gebruik je leestekens?

* Zet een punt achter elke zin die een mededeling bevat.

* Zet achter een vragende zin een vraagteken.

* Zet een komma tussen twee persoonsvormen.

* Zet voor de volgende verbindingswoorden een komma: doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want, zodat, zodra, etc.

* Zet geen komma voor en.

M/V/O?

Woorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. Dit heet: woordgeslacht. Je vindt in het woordenboek achter een znw. wat het geslacht is. (Dit zegt niets over 'jongetje' of 'meisje'!)

Regels:

* Naar een mannelijk en vrouwelijk woord verwijs je met: de, deze en die.

* Voor onzijdige woorden gebruik je: het, dit en dat.

Aan de slag

Wat is correct?

1. Het meisje die daar loopt, is heel slim.
2. Appie is zijn boodschappen kwijt. Dat is jammer.
3. De jongen die daar loopt, is nog slimmer.
4. Dat huis is groot, maar die hier is nog groter.

Maak nu:

 * oefeningen Formuleren H1 en H2 (online)

Je begint met het onderdeel dat jij het moeilijkst vindt.

Tot slot: wat heb je geleerd?

* Je weet weer waar je op let bij het schrijven van een begrijpelijke tekst of een nieuwsbericht.

* Je weet hoe je hoofdletters, leestekens en verbindingswoorden gebruikt

* Je weet hoe je het woordgeslacht van een woord kunt bepalen.

* Je kunt hierbij de juiste verwijswoorden gebruiken.

1 Wat was vandaag (als) nieuw voor jou?
2 Met welk onderdeel moet jij nog oefenen?

Volgende week:

* huiswerk maandag:

Bestudeer de theorie van Formuleren H1 en H2 en Schrijven H1, H2. Oefen online Formuleren H1 en H2 (kies het onderwerp dat jij het lastigst vindt!)

Maandag in de les: Score-screening,

dinsdag vrij i.v.m. studiemiddag, woensdag voorbereiding schrijftoets (dins 31/10)