C.03 Brand en Explosie

C.03 Brand en Explosie
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

C.03 Brand en Explosie

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt verstaan onder het 'explosiegebied'?
A
het gebied tussen de onderste en de bovenste explosiegrens
B
het gebied waar iemand ten gevolge van een explosie getroffen kan worden
C
het gebied dat ten gevolge van de explosie schade oploopt

Slide 2 - Quizvraag

Hoe wordt de laagste temperatuur genoemd waarbij een stof spontaan zonder enig hulpmiddel ontbrandt?
A
de LEL waarde
B
de UEL waarde
C
zelfontbrandingstemperatuur

Slide 3 - Quizvraag

Hoe komt het dat een vloeistof die wordt verhit eerder vlam zal vatten?
A
de vloeistof zet uit, het volume neemt toe
B
er gaat zich meer ontvlambare damp ontwikkelen
C
het vlampunt wordt verhoogd

Slide 4 - Quizvraag

Welke factoren zijn voor een explosie nodig?
A
een brandbare stof, zuurstof, de ontstekingsenergie en de juiste mengverhouding
B
een goed brandbare stof, zuurstof en een ontstekingsbron
C
een explosieve stof, zuurstof en brandstof

Slide 5 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de afkorting LEL?
Lowest Explosive Limit, oftewel onderste explosiegrens
A
explosie gevaar
B
de mengverhouding waarbij de kans op ontbranden maximaal is
C
de maximale hoeveelheid gas in de lucht waarbij nog een explosie kan plaatsvinden
D
de minimale hoeveelheid gas of damp in de omgevingslucht, die nodig is om een explosie te kunnen veroorzaken

Slide 6 - Quizvraag

Blusmiddelen hebben ook nadelen. Geef voor ieder blusmiddel aan wat het nadeel is.
Zand
koolstofdioxide
Water
Bluspoeder
blusdeken
elektrisch geleidend
vallen door hoogteverschil
kan vrieswonden veroorzaken
je moet de brandhaard tot dichtbij naderen
koekt snel aaneen en verhardt
vermindert het zicht in kleine ruimtes

Slide 7 - Sleepvraag

Waarvoor staat brandklasse C?
A
branden van vloeistoffen
B
branden van vaste stoffen
C
branden van gassen

Slide 8 - Quizvraag

Branden worden verdeeld in verschillende klassen.
Geef van de voorwerpen aan welk blusmiddel erbij hoort.
brandend magnesium
pallets
gasleiding
blussen met zand
blussen met bluspoeder D
blussen met water
blussen met bluspoeder BC
blusdeken

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is het nadeel voor de gebruiker van een blusdeken?
A
er kunnen vonken op de deken overslaan, waardoor brand kan ontstaan
B
de gebruiker moet dicht bij de brandhaard komen
C
het is elektrisch geleidend

Slide 10 - Quizvraag

Wat doe je bij een beginnende brand?
A
een beginnende brand moet direct gemeld worden
B
als je het zelf kunt, blus dan een beginnende brand
C
bij een beginnende brand moet je eerst de "aangewezen" persoon roepen

Slide 11 - Quizvraag

sleep de brandstof bij het juiste symbool
Gassen
Olie en vetten
vloeiebare stoffen
vaste stoffen
Metalen

Slide 12 - Sleepvraag