Paragraaf 8.2 - Wereldwijde handel laatste versie


Wereldwijde handel
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Wereldwijde handel

Slide 1 - Tekstslide

Kijk naar de afbeelding. Is er sprake van import of export?
A
Export
B
Import

Slide 2 - Quizvraag

Export levert ons land inkomsten op.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Export zorgt voor werkgelegenheid in ons land.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Alle goederen die Nederland exporteert, zijn in ons land gemaakt.
A
Juist
B
Onjuist.

Slide 5 - Quizvraag

Als je meer import hebt dan export, is je saldo op de betalingsbalans...
A
Positief
B
Negatief
C
nul

Slide 6 - Quizvraag

Er zijn verschillende redenen waarom wij als Nederland importen. Wat is hiervan GEEN reden
A
ons klimaat is niet geschikt om alles te verbouwen.
B
Buitenlandse producten kunnen goedkoper zijn.
C
Nederlandse consumenten willen een ruimere keuze aan producten.
D
Nederland is verplicht door de EU om producten te importeren

Slide 7 - Quizvraag

Jij koopt in Spanje een ijsje op het strand. Import, export of wederuitvoer?
A
Import
B
Export
C
Wederuitvoer
D
Geen van allen.

Slide 8 - Quizvraag

Blz 222 Opg 8

Slide 9 - Tekstslide

Blz 223 Opg 11

Slide 10 - Tekstslide

8.1 Nederland Handelsland (deel 2)
Betalingsbalans:
Een overzicht van alle betalingen aan het buitenland en alle ontvangsten uit het buitenland
Uitvoerwaarde:
Wat we in totaal met export verdienen
Invoerwaarde:
Wat we in totaal betalen voor de import van goederen en diensten
Overschot op de betalingsbalans:
export > import
(er komt meer geld binnen door export dan dat er via de import uit gaat)
O
Tekort op de betalingsbalans:
import > export
(er gaat meer geld uit door import, dan er binnenkomt door export)
T

Slide 11 - Tekstslide

8.1 Nederland Handelsland (deel 2)
Nationaal inkomen 2017:
€ 714 miljard
€ 411,4 miljard
€ 468,5 miljard
Nationaal inkomen=
alle inkomens van de inwoners bij elkaar opgeteld
Importquote=
De totale invoerwaarde als percentage van het nationaal inkomen
Exportquote=
De totale uitvoerwaarde als percentage van het nationaal inkomen
Importquote=
totale invoerwaarde : nationaal inkomen x 100 (%)
Exportquote=
totale uitvoerwaarde : nationaal inkomen x 100 (%)

Slide 12 - Tekstslide

  • Nederland heeft een hoge im- en exportquote
  • Nederland heeft een open economie
8.1 Nederland Handelsland (deel 2)
€ 411,4 miljard (importquote 57,6%)
€ 468,5 miljard exportquote 65,6%
Gesloten economie =
Een land met een lage importquote en exportquote
G
Open economie=
Een land met een hoge importquote en exportquote
O

Slide 13 - Tekstslide

Blz 223 Opg 10

Slide 14 - Tekstslide

Blz 242 Opg 4

Slide 15 - Tekstslide

8.2 Wereldwijde handel
  • In deze presentatie leer je
  • hoe een land zijn concurrentiepositie kan versterken
  • waarom internationale arbeidsverdeling goed is voor de welvaart
  • wat globalisering is
  • waarom landen soms maatregelen nemen om hun economie te beschermen
  • welke vormen van bescherming er zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Internationale handel
Internationale concurrentiepositie : 
hoe kan een land beter en/of goedkoper produceren dan andere landen.
Internationale arbeidsverdeling
een product wordt gemaakt en geëxporteerd door het land dat dit het beste en goedkoopste kan.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

4

Slide 19 - Video

00:44
Globalisering
  • Toename van wereldwijde contacten en handel
8.2 Wereldwijde handel (deel 1)

Slide 20 - Tekstslide

00:59
8.2 Wereldwijde handel (deel 1)
Vrijemarkteconomie:
  • Prijzen worden bepaald door vraag en aanbod
  • De overheid grijpt niet in

Slide 21 - Tekstslide

00:59
8.2 Wereldwijde handel (deel 1)
Internationale concurrentiepositie:
  • Concurreren met andere landen
  • Grotere afzetmarkt
  • Een land kan beter en/of goedkoper produceren dan andere landen

Slide 22 - Tekstslide

01:21
8.2 Wereldwijde handel (deel 1)
Internationale arbeidsverdeling:
  • Producten worden in het land gemaakt waar het het beste en voordeligste kan
  • -> Beste producten voor laagste prijzen

Slide 23 - Tekstslide

       Globalisering

Slide 24 - Tekstslide

Globalisering
Globalisering:
toename van wereldwijde contacten en wereldwijde handel

Multinationals:
Bedrijven die in verschillende landen over heel de wereld actief zijn (Mac Donalds, IKEA, Shell) 


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Internationale arbeidsverdeling

Slide 27 - Tekstslide

Het verschil tussen een open en gesloten economie is dat ...
A
Een open economie minder overheidsbemoeienis heeft.
B
Een open economie veel handelt.
C
Een open economie veel meer importeert.
D
Een open economie meer contact heeft met het buitenland.

Slide 28 - Quizvraag

Is Nederland een open of gesloten economie
A
Open, maar alleen voor de Europese Unie (EU)
B
Gesloten, maar handelt wel met de Europese Unie (EU)
C
Open, Nederland drijft met bijna de hele wereld handel
D
Gesloten, Nederland maakt alles zelf.

Slide 29 - Quizvraag

PROTECTIEMAATREGELEN

Slide 30 - Tekstslide

Als de lonen in een land stijgen, verbetert/verslechtert de internationale concurrentiepositie. Hierdoor zal een land meer/minder gaan exporteren.
A
Verbetert
B
Verslechtert
C
Meer
D
Minder

Slide 31 - Quizvraag

Internationale arbeidsverdeling
Ieder land maakt producten waar zij goed in zijn.

Een internationale arbeidsverdeling zorgt er wereldwijd voor dat we kunnen kiezen uit de beste producten tegen de laagste prijzen.

Slide 32 - Tekstslide

Globalisering
Door technologische ontwikkelingen kan handel makkelijker worden tussen landen
Globalisering - toename van wereldwijde contacten en handel

Door globalisering zijn er nu steeds meer internationale bedrijven

Slide 33 - Tekstslide

Opgave 7

Slide 34 - Tekstslide

Protectiemaatregelen
Bedrijven binnen een land moeten concurreren met bedrijven over de hele wereld als gevolg van globalisering. 
Een land kan zijn eigen bedrijven beschermen: protectiemaatregelen

Importheffingen: belasting op producten die worden ingevoerd
Contingentering: importquota, maximum aan import
Invoerverbod: bepaalde producten mogen niet meer ingevoerd worden
Exportsubsidie: subsidie aan bedrijven die exporteren

Slide 35 - Tekstslide

Protectiemaatregelen

Slide 36 - Tekstslide

Opgave 10
Opgave 10

Slide 37 - Tekstslide

Als de EU importheffingen heft op producten uit de VS, dan worden deze producten duurder/goedkoper voor consumenten in Europa/de VS.
A
duurder
B
goedkoper
C
Europa
D
de VS

Slide 38 - Quizvraag

Bij contingentering mogen enkele/geen producten worden ingevoerd.
A
enkele
B
geen

Slide 39 - Quizvraag

Als Nederlandse bedrijven exportsubsidies betalen/ontvangen worden hun producten duurder/goedkoper voor buitenlandse afnemers.
A
betalen
B
ontvangen
C
duurder
D
goedkoper

Slide 40 - Quizvraag

Aan het werk
Opdrachten 8.2
Overslaan: 1, 2 , 7, 10 en 11

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video