Grammatica: Lidwoord en zelfstandig naamwoord

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De docent (oefenen) regelmatig spelling met de klas. Tegenwoordige tijd

Slide 3 - Open vraag

Ook deze les (worden) er weer geoefend.

Slide 4 - Open vraag

Het lidwoord

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Het zelfstandig
naamwoord

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
Afkorting: zn

Behalve wanneer het gaat om een eigennaam, zoals Pieter, Asten, Coca Cola, Nederland 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
We splitsen het znw in twee groepen:
1. Concreet zelfstandig naamwoord (czn): iets tastbaars, iets wat je een kunt raken --> (boek, tafel).
2. Abstract zelfstandig naamwoord (azn): iets wat je niet kunt aanraken --> (begrippen, zoals liefde, tijd). 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Oefening
Kijk naar dit filmpje over plastic en schrijf acht zelfstandige naamwoorden op die je hoort in het filmpje. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
boek
B
glas
C
ren
D
de

Slide 18 - Quizvraag

"Een" is een voorbeeld van een BLW.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 19 - Quizvraag

Hoeveel znw's zitten er in onderstaande zin?
De jongens uit de eerste klas hebben vorige week een feest georganiseerd.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quizvraag

In iedere zin zit een lidwoord.
A
juist
B
niet juist

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk 
Maken opdracht 1, 2, 3, 4 en 5 op pagina 206 - 207. 

Slide 22 - Tekstslide