Aangeplakte vragen/ Question Tags

Question tags
(korte vragen)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1-4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Question tags
(korte vragen)

Slide 1 - Tekstslide

Question tags
 Question tags zijn de korte vragen die je regelmatig terugziet aan het einde van een Engelse zin. Je zou ze kunnen vertalen met "toch?" of "hè?".

Slide 2 - Tekstslide

Question tags 
Na een bevestigende zin ( + ),
komt een ontkennende ( - ) en andersom.
You're at school, aren't you?
He can't hear me, can he?
Hi there, it's Sharon, isn't it?

Slide 3 - Tekstslide

Question tags
You don’t smoke cigarettes, do you?
Donna speaks English really well, doesn’t she?
Sheila went to the theatre last week, didn’t she?

Slide 4 - Tekstslide

Question tags 

  1. Kijk naar de normale zin: is die positief (+) of negatief (-)?
  2. Schrijf bij een positieve zin de negatieve vorm van het werkwoord achter de zin 
    Schrijf bij een negatieve zin de positieve vorm van het werkwoord achter de zin.

Slide 5 - Tekstslide


You aren't hungry,

Thomas works fulltime,

We could help,


are you?

doesn't he?

Couldn't we?

Question tags

Question tag is een aangeplakte vraag.

- als de hoofdzin - is, is de question tag + en andersom.

- je gebruikt het onderwerp en werkwoord.


Slide 6 - Tekstslide

question tags

Nick broke a window last night, didn't he

They lived on Baker Street, didn't they

Slide 7 - Tekstslide

Examples of question tags
It is nice weather, isn't it?
We are late, aren't we?
He works very hard, doesn't he?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Welke bewering over question tags is juist?
A
Bevestigend wordt ontkennend en andersom
B
Bevestigend en ontkennend blijven hetzelfde
C
Er zijn geen ontkennende zinnen bij question tags
D
Bevestigend en ontkennend heeft hier niks mee te maken

Slide 10 - Quizvraag

Question tags:
Als de zin [...] is,
dan is de tag [...]
A
bevestigend, bevestigend
B
ontkennend, bevestigend
C
bevestigend, ontkennend
D
ontkennend, ontkennend

Slide 11 - Quizvraag

Question Tags
Welke zin is correct?
A
Tom is very strong, is he?
B
Tom is very strong, isn't he?

Slide 12 - Quizvraag

Question Tags

These women are independent, ...?
A
are they
B
aren't they
C
are she
D
aren't she

Slide 13 - Quizvraag

Question tags
She sings beautifully,____?

A
isn't it?
B
doesn't she?
C
didn't she
D
don' t she

Slide 14 - Quizvraag

Question tags
She won't be there, ____?
A
will she?
B
does she?
C
isn't she?
D
won't she?

Slide 15 - Quizvraag

Question tags

You have never been in Paris,_____?
A
haven't you
B
do you?
C
didn't you?
D
have you?

Slide 16 - Quizvraag

Question Tags, complete:
There were a lot of people, ...?

A
there were
B
weren't they
C
were there
D
weren't there

Slide 17 - Quizvraag