Voegwoorden

Voegwoorden
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn voegwoorden?
Woorden die zinnen of woorden
aan elkaar voegen.

Je kunt hieruit het verband van een
zin ontdekken.

Slide 2 - Tekstslide

Welke voegwoorden ken je?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

De verbanden
  1. Voegwoorden van tijd
  2. Voegwoorden van voorwaarde
  3. Voegwoorden van reden, oorzaak en gevolg
  4. Tegenstellende voegwoorden
  5. Voegwoorden van toegeving
  6. En, dat en of

Slide 5 - Tekstslide

1. Voegwoorden van tijd
Geven aan in welke volgorde dingen zich afspelen

'Hij brengt de kinderen naar sport voordat hij naar zijn werk gaat'.

Voegwoorden zijn:
Nadat, voordat, zolang, terwijl en totdat.

Slide 6 - Tekstslide

2. Voegwoorden van voorwaarde
Geeft een voorwaarde van de eerste zin voor de tweede zin.

'Hij gaat naar de kroeg, tenzij hij ziek wordt.'

Voegwoorden zijn:
Mits (als), tenzij, wanneer, als en indien

Slide 7 - Tekstslide

3. Voegwoorden van reden, oorzaak en gevolg
Geven een reden waarom iets gebeurt
Geven de oorzaak van iets of het gevolg.

'Piet begon te schreeuwen, omdat hij het zat was.'

Voegwoorden zijn:
Omdat, doordat, zodat en opdat.

Slide 8 - Tekstslide

4. Tegenstellende voegwoorden
Geven een tegenstelling tussen zinnen aan

'Piet wilde niet naar het feest, maar Henk wel.'

Voegwoorden zijn:
Maar, echter

Slide 9 - Tekstslide

5. Voegwoorden van toegeving
Lijkt op een tegenstelling. Je geeft iets toe; maakt het minder erg.

'Ik vond het een vervelende man, hoewel hij wel goed kon uitleggen.'

Voegwoorden zijn: hoewel, ofschoon, al

Slide 10 - Tekstslide

Overige voegwoorden
Voegwoorden: en, dat en of

'Hij ging zwemmen en hardlopen.'
'Rij jij of rij ik?'
'Ze vroeg of het leuk was'.
'Ik vertelde dat ik ziek was'.

Slide 11 - Tekstslide

Denk aan de plaats van het werkwoord!
Voordat zij naar haar werk gaat, brengt zij de kinderen naar de crèche.
Nadat ze geslapen had, voelde ze zich weer fit.
Jan doet de afwas terwijl zijn vrouw de baby naar bed brengt.
Zodra het licht wordt, gaan de vogels zingen.

Slide 12 - Tekstslide

Vul het juiste voegwoord in!

...ik ga werken, eet ik een boterham.

Slide 13 - Open vraag

Kom maar terug ... je aan de voorwaarden kunt voldoen
A
Aangezien
B
Zodra
C
Totdat

Slide 14 - Quizvraag

Vul het juiste voegwoord in!
...er plaats is in het restaurant, gaan we vanavond tapas eten.

Slide 15 - Open vraag

Het moet klinken ... je teveel gedronken hebt
A
Nu
B
Alsof
C
Als

Slide 16 - Quizvraag

Vul het juiste voegwoord in!

Ik ga straks wandelen, ... het regent.


Slide 17 - Open vraag

Lees eerst de gebruiksaanwijzing …. u het apparaat in gebruik neemt.
A
Voordat
B
Als
C
Nadat

Slide 18 - Quizvraag

Vul het juiste voegwoord in!
Johan poetst het huis, ...de kinderen tv kijken.

Slide 19 - Open vraag

Kampioen zullen zij niet worden, … er een wonder gebeurt.
A
Indien
B
Tenzij
C
Doordat

Slide 20 - Quizvraag

Vul het juiste voegwoord in!
...ik de afwas had gedaan, ging ik slapen.

Slide 21 - Open vraag

.... de voorwaarden zijn aangepast, wordt die therapie niet meer vergoed door de verzekering.
A
Naarmate
B
Zolang
C
Sinds

Slide 22 - Quizvraag