Onderdeel 3 Cursus 7 spelling paragraaf 4 leestekens: dubbele punt en aanhalingstekens

Onderdeel 3 Cursus 7 spelling paragraaf 4 leestekens: 
dubbele punt en aanhalingstekens 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Onderdeel 3 Cursus 7 spelling paragraaf 4 leestekens: 
dubbele punt en aanhalingstekens 

Slide 1 - Tekstslide

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands (blz. 228 -229)
- Je schrift 
- Je pen/etui


timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Wat we doen:
  • Doelstelling cursus 7 paragraaf 4
  • Uitleg gebruik van dubbele punt en aanhalingstekens
  • Aan de slag! 

Slide 3 - Tekstslide

Waarom worden leestekens gebruikt in een tekst?

Slide 4 - Open vraag

Waarvoor worden aanhalingstekens gebruikt?

Slide 5 - Open vraag

Doelstellingen:
  • Je leert leestekens op de juiste manier gebruiken.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Leestekens
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken. Naast punten, komma’s, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens, zoals

- Dubbele punt
- Aanhalingstekens

Slide 8 - Tekstslide

Dubbele punt
Een dubbele punt gebruik je op twee manieren.
1. als je iets aankondigt of opsomt
Ik kreeg een aantal cadeautjes: scheenbeschermers, kousen en een trainingsjack.

2. als je iemand citeert
Jasper zei: ‘Overmorgen ben ik jarig.’(citaat)

Slide 9 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Als je iemands woorden precies opschrijft zoals hij ze uitsprak, gebruik je ook een dubbele punt. Dat heet een citaat. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt. Je zet de woorden die gezegd zijn tussen aanhalingstekens. Het citaat begint altijd met een hoofdletter.

Danique vroeg: ‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’

Let op: als een citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt. Wel komt er een komma na het citaat en het aanhalingsteken.
‘Overmorgen ben ik jarig’, zei Jasper.
‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’, vroeg Danique.



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Aan de slag!
Online:  opdracht 1 t/m 9
Boek: opdracht 1 t/m 7 (blz. 230 en 231)

Niet af? Dan is het huiswerk!



timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Dus....
Wanneer gebruiken een hoofdletter?

Slide 14 - Open vraag

Waarom vind je dat?

Slide 15 - Open vraag

Vragen?

Slide 16 - Open vraag