Klas 2 week 15

Klas 2 - week 15 - les 1
We gaan deze week starten met hoofdstuk 5 (p. 132). 
Dit hoofdstuk start zoals altijd met het onderdeel "lezen". In drie lessen ga je  dit onderdeel doorwerken. Je hebt dus nodig: je NN-boek, je schrift 

Les 1: startopdracht, theorie,  opdracht 1 (p. 132-133)
Les 2: opdracht 2 en 3 (p. 134-135)
Les 3: opdracht 4 en 5 (p. 136-137)

De antwoorden kom je vanzelf tegen in deze lesson-up. Vanzelfsprekend controleer ik aan het eind van de week of jullie alle slides hebben doorlopen. Succes!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Klas 2 - week 15 - les 1
We gaan deze week starten met hoofdstuk 5 (p. 132). 
Dit hoofdstuk start zoals altijd met het onderdeel "lezen". In drie lessen ga je  dit onderdeel doorwerken. Je hebt dus nodig: je NN-boek, je schrift 

Les 1: startopdracht, theorie,  opdracht 1 (p. 132-133)
Les 2: opdracht 2 en 3 (p. 134-135)
Les 3: opdracht 4 en 5 (p. 136-137)

De antwoorden kom je vanzelf tegen in deze lesson-up. Vanzelfsprekend controleer ik aan het eind van de week of jullie alle slides hebben doorlopen. Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Maak de startopdracht (p. 132)
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Antwoord startopdracht
1 Metronieuws en NOS

2 Kop a neemt het dorp als uitgangspunt en bij kop b staan de stadsbewoners centraal. 
Ook goed: kop a bevat een waarschuwing en kop b geeft een feit weer.
Of: kop a is heel dramatisch (Pas op!), kop 2 is neutraler.

Slide 3 - Tekstslide

Lees nu de theorie op p. 132
Hierna volgt een quizje
timer
6:00

Slide 4 - Tekstslide

Informatie die je vindt op internet is altijd betrouwbaar.
A
juist
B
niet juist

Slide 5 - Quizvraag

Objectief betekent:
A
De auteur verwerkt vooral zijn mening in de tekst
B
De auteur verwerkt voornamelijk feiten in zijn tekst.

Slide 6 - Quizvraag

Waarom zou een auteur bepaalde informatie weglaten?

Slide 7 - Open vraag

Noteer een aantal vragen die je jezelf als lezer stelt, als je een tekst kritisch leest

Slide 8 - Woordweb

Noteer een aantal vragen die je jezelf als lezer stelt, als je een tekst kritisch leest
Antwoorden:
Is de auteur deskundig?
Is de auteur onpartijdig?
Waar en wanneer is de tekst gepubliceerd? Verouderd?
Zijn de geïnterviewden betrouwbaar? Verschillende kanten?
Worden er geen dingen weggelaten?
Sterke/zwakke argumenten?

Slide 9 - Tekstslide

Maak nu opdracht 1 (p. 133)
Deze opdracht sluit aan bij de startopdracht (A en B verwijzen naar de koppen bij de startopdracht)


timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 1
1 Bij tekst 1 hoort kop B, want in dit stukje tekst staan de stadsbewoners centraal: die voelen zich (bijna) even veilig in hun stad als dorpelingen op het platteland. 

2 Bij tekst 2 hoort kop A, want in dit stukje tekst staan de dorpsbewoners centraal: die lopen bijna net zo veel risico slachtoffer te worden van een misdrijf als stedelingen.

3 Dick ter Steege komt in beide kranten aan het woord, omdat hij deskundig is. Hij is namelijk de woordvoerder en redactiechef van het CBS, dat het onderzoek naar de veiligheidsgevoelens van dorpelingen en stedelingen heeft laten uitvoeren.

4 Kop a roept een negatief gevoel op door ‘Pas op!’ (dorp is even gevaarlijk als stad); kop b lijkt positiever (stadsbewoner voelt zich bijna net zo veilig als plattelandsbewoner).

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 1
5  In het diagram worden de onveiligheidsgevoelens naar regionale politie-eenheid van 2014 vergeleken met die van 2006.

6 De steden en gebieden zijn in het diagram in oplopende percentages van onveiligheidsgevoelens in 2006. Den Haag scoorde in 2006 het hoogst; Noord-Holland het laagst. Op die manier kun je duidelijk zien hoe de percentages van die gevoelens zijn veranderd in 2014.

7 het meest in Den Haag (en/of Rotterdam); het minst in Amsterdam

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden opdr 1
8 Het onderzoek werkt met gerangschikte getallen van 2006 en 2014. De resultaten zijn inmiddels mogelijk verouderd.

9 In het diagram wordt niet echt duidelijk wat politie-eenheden zijn en of alle Nederlandse eenheden zijn opgenomen in het diagram. Ook kun je de resultaten niet nauwkeurig aflezen in het diagram.

10 Tekst 1 geeft de werkelijkheid het beste weer: het onderzoek gaat immers over de daling van de onveiligheidsgevoelens bij stadsbewoners.

Slide 13 - Tekstslide

Kun je nu, als kritisch lezer, concluderen dat de NOS objectiever en betrouwbaarder is dan Metro?

Slide 14 - Open vraag

Dit is het einde van les 1
Je weet nu wat:
-kritisch lezen inhoudt
-de term objectief inhoudt

Je kunt nu:
-een tekst beoordelen op betrouwbaarheid

Slide 15 - Tekstslide

Klas 2 - week 15 - les 2
Deze les ga je opdracht 2 en 3 maken (p. 134-135)

Lees eerst tekst 3 op p. 135.


timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Maak nu opdracht 2 (p. 134)
Tip bij vraag 3: kijk evt. op vandale.nl
Tip bij vraag 5: het middenstuk bestaat uit al. 2 t/m 6
Tip bij vraag 6, 7, 8: let op signaalwoorden
Tip bij vraag 11: noteer de hoofdgedachte altijd als een zin.
Tip bij vraag 12: kijk evt. het filmpje op de volgende slide waarin de tekstdoelen worden herhaald (nb. activeren=overhalen).
timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Antwoorden opdr. 2
1. eigen antwoord.
2. eigen antwoord.
3. a ietwat (al. 2) - enigszins
     b charmes (al. 4) -  aantrekkingskrachten
     c dialogen (al. 4) -  gesprekken tussen twee personen
     d van het scherm spatten (al. 4) -  zeer overtuigend overkomen 
     e gebaande paden (al. 5) -  gebruikelijke gang van zaken
     f beter uit de verf komen (al. 6) – beter tot uitdrukking, tot zijn recht komen
    g kameraadschap (al. 6) – vriendschap 

Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2
4. feiten (het plot van de film wordt naverteld)
5. 
d Reizen in de tijd (al. 2)
e Soms onevenwichtig (al. 3: "uit balans")
c Kundigheid in regie (al. 4: "vakmanschap van de regisseur")
a Creatief met de thematiek (al. 5: "creativiteit" "van de gebaande paden")
b Krachtige rolbezetting (al. 6: "sterke performances van de cast")

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2
6. oorzaak: De film is met twee uur net iets te lang om de komische en romantische elementen beide vast te houden.

gevolg: De toon van de film is soms wat uit balans.
(uitleg: je ziet het signaalwoord "doordat")


Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2
7 de tekortkomingen (om de komische en romantische elementen beide vast te houden) tegenover de charmes die de film rijk is (signaalwoord tegenstelling: maar)

8 dat aan bepaalde clichés niet valt te ontkomen (signaalwoord toegeving: ondanks dat)

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2
9 een mening
10 subjectieve informatie
11 De film zit op het gebied van inhoud, regie, thematiek en cast goed in elkaar.
12 overtuigen
(de tekst is een recensie, de schrijver probeert je van zijn mening over de film te overtuigen)

Slide 23 - Tekstslide

"hart" heeft een hoop figuurlijke betekenissen

Slide 24 - Tekstslide

Maak nu opdr. 3
tip: zoek op internet op wat " het hart op de juiste plaats hebben" betekent.
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 3
1 "About time" is een oprechte film, waarin de goedheid van de mensen centraal staat en waarin mooie, liefdevolle scènes zitten. 
(Het hart op de goede plaats hebben=een oprecht, eerlijk en menslievend karakter hebben)

2 De letterlijke vertaling van About time is: het werd tijd, eindelijk. Dus dat de schrijver vindt dat Curtis precies op tijd is met zijn nieuwe film, sluit goed aan bij de titel van de film.

3 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: op basis van deze informatie lijkt "Filmtotaal" een betrouwbare bron, omdat de site onafhankelijk is.

Benieuwd geworden naar de film? Kijk de trailer op de volgende slide.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Dit is het einde van les 2
Je hebt:
-je woordenschat uitgebreid
-geoefend met tekstverbanden
-geoefend met tekstdoelen
-geoefend met het begrip "objectief"

Slide 28 - Tekstslide

Klas 2 - week 15 - les 3
Deze les ga je opdracht 4 en 5 maken (p. 136-137)

Lees eerst tekst 4 op p. 136.

Kijk vervolgens nog eens terug naar de theorie op p. 102-103 over argumenten
Hierna volgt een quizje.
timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide

"Standpunt" en "mening" zijn synoniemen van elkaar.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 30 - Quizvraag

Een standpunt of mening =...… (vul je eigen definitie in)

Slide 31 - Open vraag

Welke van onderstaande signaalwoorden geven argumenten aan?
A
want
B
namelijk
C
immers
D
ook

Slide 32 - Quizvraag

Maak nu opdr. 4
Tip bij vraag 1: een onderwerp formuleer je als een woord/woordgroep (nooit als een zin)

timer
10:00

Slide 33 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4
1 begroeiing op (platte) daken in Amsterdam

2 ‘Dakboswachters’ is een niet-bestaand woord. Er worden mensen mee bedoeld die een groen dak willen hebben.

Slide 34 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4
3
– Het dak gaat langer mee. 
– Het dak geeft een betere isolatie. 
– Mensen die op een groen dak uitkijken, ervaren minder stress. 
– Het groene dak houdt meer water vast 

Slide 35 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4
4 vergelijkend verband (oppervlakte groene daken vgl met oppervlakte park, er staat overigens geen signaalwoord, verwarrende vraag dus)

5 De gemeente is niet helemaal onpartijdig in het stimuleren van de groene daken, omdat ze sponsor is.  

6 voorbeeld  

7 Een groen dak zou concurreren met zonnepanelen, oftewel waar een groen dak is, kunnen geen zonnepanelen geplaatst worden/plaatsen mensen geen zonnepanelen (beweren tegenstanders). 

Slide 36 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4
– Het blijkt dat een zonnepaneel juist meer energie oplevert als dat op een groen dak is geplaatst, door de afkoelende werking.  
– Bovendien kunnen zonnepanelen het best op de hogere daken staan, want die vangen meer zon, terwijl de lagere daken het meest geschikt zijn voor begroeiing. Ze kunnen dus beide gewoon naast elkaar bestaan.  

Slide 37 - Tekstslide

Lees nu tekst 5 (p. 137)
Hierna volgen twee quizvragen.
timer
10:00

Slide 38 - Tekstslide

Wat is de tekstsoort van tekst 5?
A
Krantenartikel
B
Nieuwsbericht
C
Recensie
D
Ingezonden brief

Slide 39 - Quizvraag

Welk tekstdoel hoort bij deze tekstsoort?
A
amuseren
B
activeren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 40 - Quizvraag

Maak nu opdr. 5 (p. 137)
timer
5:00

Slide 41 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5
1 tegen alinea 5 (overbuurman Rinke)
2  
– Groene daken kunnen lekkage veroorzaken. 
– De kosten voor eventuele beschadiging aan haar eigen dak zijn voor rekening van mevrouw Bosma. 
– Tijdens een droge periode zal de begroeiing water gegeven moeten worden via het dak van mevrouw Bosma.  
– Ook bij eventuele reparatie aan het groene dak, zal men over het dak van mevrouw Bosma heen lopen. 


Slide 42 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5
3 Ze haalt LINDA als bron aan. Dat is een magazine van Linda de Mol. Elke maand staan daarin interviews, verhalen en columns. Die gaan vooral over mode en beauty. LINDA is dus geen betrouwbare en deskundige bron op het gebied van groene daken.

Slide 43 - Tekstslide

Dit is het einde van les 3
Je hebt: 
-geoefend met het herkennen van argumenten
-geoefend met tekstverbanden 
-een bron beoordeeld op betrouwbaarheid

Volgende week gaan we verder met het onderdeel woordenschat (p. 144 en verder).

Slide 44 - Tekstslide