Grammar 16: Past Simple

Past Simple
Regular + irregular verbs

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Past Simple
Regular + irregular verbs

Slide 1 - Tekstslide

Welke tijd is de
Past Simple?

Slide 2 - Woordweb

Je gebruikt de Past Simple als ...
A
...iets in het verleden aan de gang was
B
...iets is gebeurd en/of afgerond is
C
...iets op dit moment gebeurt
D
...iets is begonnen en je er nog last van hebt

Slide 3 - Quizvraag

Dus... de Past Simple...
is een werkwoordsvorm om te zeggen dat er iets in het verleden is gebeurd en afgerond is. 
Kijk even mee: 

Slide 4 - Tekstslide

Past Simple 
Regelmatig
Past Simple 
Onregelmatig
I worked
you worked
he/she/it worked
we worked
you worked
they worked
I went
you went
he/she/it went
we went
you went
they went
To be
I was
you were
he/she was
we were
you were
they were

Slide 5 - Tekstslide

Pagina 204/205

Slide 6 - Tekstslide

Onregelmatig:
De verleden tijd (past simple) van:
know (kennen of weten)
A
knowed
B
knew
C
new
D
knows

Slide 7 - Quizvraag

Onregelmatig:
De verleden tijd (past simple) van:
see (zien)
A
seed
B
sawed
C
saw
D
seen

Slide 8 - Quizvraag

Onregelmatig:
De verleden tijd (past simple) van:
go (gaan)
A
goed
B
goes
C
went
D
gone

Slide 9 - Quizvraag

Onregelmatig:
De verleden tijd (past simple) van:
do (doen)
A
does
B
done
C
doed
D
did

Slide 10 - Quizvraag

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
work (werken)
A
works
B
worked
C
workt
D
work

Slide 11 - Quizvraag

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
study (leren, studeren)
A
studied
B
study
C
studies
D
studyed

Slide 12 - Quizvraag

Spellingsregel

Wanneer een werkwoord op een -y eindigt --> ied
Maar niet als er een klinker voor staat!!
A E I O U
study - studied
copy - copied
hurry - hurried
stay - stayed
play - played
obey - obeyed

Slide 13 - Tekstslide

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
stop (stoppen)
A
stoped
B
stopped
C
stop
D
stooped

Slide 14 - Quizvraag

Spellingsregel
De laatste medeklinker van het werkwoord wordt verdubbeld als er één klinker (a,e,i,o,u) voor staat.
Om de korte klank te handhaven - net als in het Nederlands

stop - stopped
grab - grabbed
drag - dragged

Slide 15 - Tekstslide

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
live (leven of wonen)
A
liveed
B
lived
C
lieved
D
lifed

Slide 16 - Quizvraag

Spellingsregel

als het werkwoord al op een -e eindigd, hoef je er niet nog een keer -ed achter te zetten, maar alleen een -d
live - lived
imagine - imagined
love - loved

Slide 17 - Tekstslide

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
pronounce (uitspreken)
A
pronounced
B
pronounsed
C
pronounces
D
pronunced

Slide 18 - Quizvraag

Wat moet je kennen?

- de vervoegingen -ed 
inclusief spellingsregels

- de onregelmatige werkwoorden
Past Simple:  (to) be, do, go, know & see
pagina 204/205

Wat moet je kunnen?

- zelf de zin afmaken in de verleden tijd, als het werkwoord gegeven is.
When I was young, I ... (play) hockey.
Last week, I ... (go) to the zoo.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Past simple - questions
Present simple (tegenwoordige tijd)
Past simple (verleden tijd)
Do you like him?
Did you like him?
Where are you?
Where were you?
Is he always like that?
Was he always like that?
How are you doing?
How were you doing?
Is that your cousin over there?
Was that your cousin over there?
Do you know where I can find her?
Did you know where I can find her?

Slide 21 - Tekstslide

Past simple: Questions, page 69

Slide 22 - Tekstslide

How do you make past simple questions?
A
Did + infinitive
B
Did + 2nd form
C
Did + verb+ed
D
A B C

Slide 23 - Quizvraag

Which question is past simple?
A
Did the man work here?
B
Has the man worked here?
C
Does the man work here?
D
Was the man working here?

Slide 24 - Quizvraag

Which question in the past simple is correct?
A
Did you played tennis last year?
B
Did you play tennis last year?
C
Played you tennis last year?

Slide 25 - Quizvraag

Which one is the correct question in past simple?
A
Did you walk to school yesterday?
B
Did you walked to school yesterday?
C
Do you walked to school yesterday?
D
Do you walk to school yesterday?

Slide 26 - Quizvraag

                               


                             Past Simple negative



            did + not + infinitive (hele ww, zonder -ed)

Slide 27 - Tekstslide

Past simple negative sentences
+
-
I/you/we/they
I watched
They did not watch
They didn't watch
he/she/it
He watched
She did not watch
She didn't watch

Slide 28 - Tekstslide

Past Simple (negative)

Slide 29 - Tekstslide

Which is the correct negative in the past simple?
A
She doesn't do her homework.
B
She didn't do her homework.
C
She doesn't did her homework.
D
She didn't did her homework.

Slide 30 - Quizvraag

FILL IN THE NEGATIVE PAST SIMPLE.
Bob ... the answer.
A
didn't know
B
didn't knew
C
didn't knowed

Slide 31 - Quizvraag

THE NEGATIVE PAST SIMPLE
smile
A
smiled
B
didn't smile
C
did not smiled
D
don't smile

Slide 32 - Quizvraag

Questions

Slide 33 - Woordweb

At home...
Practice for the test next week:
  • Stepping Stones Online Chapter 5/6
  • Slim Stampen: Vocabulary ch 6, Stones and Grammar past simple en past simple vragen en ontkenningen


Slide 34 - Tekstslide