Zinnen maken
1 / 45
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Wat doet zij?
A
Zij naar huis fietst.
B
Zij fietst naar huis.
Slide 29 - Quizvraag
Wat doet hij?
A
De krant hij leest.
B
Hij leest de krant.
C
Hij de krant leest.
Slide 30 - Quizvraag
Wat doet zij?
A
Zij de winkel gaat.
B
De winkel gaat zij.
C
Zij gaat naar de winkel.
Slide 31 - Quizvraag
Wat doen wij?
A
Wij drinken koffie.
B
Ik drinken koffie.
C
Hij drinken koffie.
Slide 32 - Quizvraag
Wat doe ik?
A
Ik koken een ei.
B
Ik kook een ei.
Slide 33 - Quizvraag
koken
ik .............
ik .............
Slide 34 - Open vraag
lezen:
ik ..............
ik ..............
Slide 35 - Open vraag
pakken:
ik ................
ik ................
Slide 36 - Open vraag
eten:
ik ..............
ik ..............
Slide 37 - Open vraag
pinnen:
ik ...........
ik ...........
Slide 38 - Open vraag
Ik koop brood.
Ik pak de fiets.
Ik lees de krant.
Ik eet brood met kaas.
Ik kook ei.
Ik pin met mijn pas.
Slide 39 - Sleepvraag
Wat eerst en wat daarna?
Het is 7 uur.
Ik lig in bed.
Ik ga uit bed.
Slide 40 - Sleepvraag
Slide 41 - Sleepvraag
in bed Ik lig .
Slide 42 - Open vraag
naar de winkel ga Ik .
Slide 43 - Open vraag
en Ik boter koop . brood
Slide 44 - Open vraag
Ik fiets. mijn pak
