THV2C leçon 6 : le passé composé (partie 1)

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programme 
pour la leçon 6
        Aujourd'hui (=vandaag) :
  • Réviser le verbe "faire"
  • Réviser les autres verbes au présent
  • Apprendre : Le passé composé 


mercredi 1er février

Slide 2 - Tekstslide

Even een terugblik op de vorige les.

Qu'est-ce que c'est "Faire":
A
Maken/ Doen
B
Doen/ Zeggen
C
Gaan/ Doen
D
Hebben/ Zijn

Slide 3 - Quizvraag

Faire
A
verbe régulier
B
verbe irrégulier

Slide 4 - Quizvraag

nous ____ (faire)
A
fairons
B
fons
C
faisons
D
faites

Slide 5 - Quizvraag

je ____ (faire)
A
faire
B
fais
C
fait
D
faise

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN vorm van faire?
A
je fais
B
vous faisez
C
nous faisons
D
ils font

Slide 7 - Quizvraag

Le passé composé

Slide 8 - Tekstslide

Les buts d'aujourd'hui
  • Aan het einde van de les kun jij:
  • Regelmatige werkwoorden op -er, in de passé composé (p.c.) zetten
  • AVOIR als hulpwerkwoord gebruiken in de p.c.

Slide 9 - Tekstslide

Présent ou Passé composé?
On fait un petit quiz!

Slide 10 - Tekstslide

Passé composé
Présent
J'ai mangé
il parle
Ils ont acheté
je téléphone
vous avez dansé
nous écoutons
vous regardez
Ahmed a marché
nous avons trouvé
on cherche
Babette donne
tu as raconté

Slide 11 - Sleepvraag

On a habité
A
présent
B
passé composé

Slide 12 - Quizvraag

Ma mère demande
A
présent
B
passé composé

Slide 13 - Quizvraag

Le passé composé


De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd:
ik heb gekeken          j'ai regardé
jij hebt gekeken        tu as regardé
Ik ben gevallen          Je suis tombé     
Hij is gegaan              il est allé
Mais.. Comment ça se fait, le passé composé?

Slide 14 - Tekstslide

 Le passé composé avec avoir
Hulpwerkwoord                 +          voltooid deelwoord: 
                                                                     stap 1: stam = heel ww - er

                
                                                                     stap 2: stam +  é



avoir
j'ai 
tu as 
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont
march
marché
Exemple: 
Il a marché

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Résumé...
* PC (Passé Composé) = HWW (Hulpwerkwoord) + VD (Voltooid deelwoord)

* HWW 'avoir' + VD (werkwoorden op "ER" wordt 'é')
     -> exemple: Il a travaillé. / Nous avons étudié. / Ils ont regardé.


Slide 17 - Tekstslide

Je regarde la télé.
Au Passé Composé...=
A
Je regardé la télé.
B
J'ai regarde la télé.
C
J'ai regardé la télé.
D
Je suis regardé la télé.

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
een
B
twee
C
drie
D
passé composé? huh?

Slide 19 - Quizvraag


Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord = voltooid tegenwoordige tijd










Let op! Het voltooid deelwoord van een werkwoord op -er eindigt altijd op .
      
Hulpwerkwoord 

voltooid deelwoord

voltooid tegenwoordige tijd
J'ai
J'ai

J'ai
Tu as
écouter > écouté 
parler > parlé

avoir > eu
prendre > pris
J'ai écouté
J'ai parlé

J'ai eu
Tu as pris

Slide 20 - Tekstslide

Je dansé.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Waarom is "Je dansé" fout?

Slide 22 - Open vraag

Elle_________ (danser) avec sa soeur.
A
dansé
B
a dansé
C
avez danser
D
ai dansé

Slide 23 - Quizvraag

Hij heeft gepraat
A
Nous avons parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Il a parlé

Slide 24 - Quizvraag

J'ai parlé
timer
0:05
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Tu (écouter) in de passé composé:
A
Tu as écouté
B
Tu écouté
C
Tu ont écouté
D
Tu a écouté

Slide 26 - Quizvraag

Supplément pages 13 + 14 
Exercices :
- B p.13 
- C p.13 + 14 

Slide 27 - Tekstslide

Supplément page
Exercice B
  1. j’ai mangé = ik heb gegeten
  2. tu as mangé = jij hebt gegeten
  3. il / elle / on a mangé = hij / zij / men heeft gegeten
  4. nous avons mangé = wij hebben gegeten
  5. vous avez mangé = jullie hebben gegeten / u heeft gegeten
  6. ils / elles ont mangé = zij hebben gegeten

Slide 28 - Tekstslide

Supplément page
Exercice C
  1. Clarisse a chanté … = C heeft gezongen
  2. Damien et Julie ont dansé … = D en J hebben gedanst
  3. Saïd a joué au foot. = S heeft gevoetbald / voetbal gespeeld
  4. M. Bellefontaine a regardé … = M. B. heeft gekeken
  5. Vous avez écouté la …? = heeft u / hebben jullie geluisterd
  6. On a mangé des frites … = we hebben gegeten
  7. Olivier, tu as acheté des chips? = heb jij gekocht
  8. Émile a joué sur internet. = heeft gespeeld

Slide 29 - Tekstslide

Eurovision 2016
Sixième place
  • Vous écoutez des chansons en quelle(s) langue(s) ? 
  • Est-ce que vous connaissez une chanson en français ? Quelle chanson ?

Slide 30 - Tekstslide

Quelle est l'histoire du clip ?
Wat is het verhaal van de clip?

Slide 31 - Tekstslide

Quels sports sont dans le clip ?
A
La danse
B
La boxe
C
Le taekwondo
D
Le patinage

Slide 32 - Quizvraag

Combinez les verbes avec leur traduction.
chercher
laisser
aider
donner
avoir
manger
payer
tuer
jeter
prendre
zoeken

verlaten
helpen
geven
hebben
eten
betalen
doden
gooien
nemen

Slide 33 - Sleepvraag

0

Slide 34 - Video

Wat is de titel van het nummer?
Wat betekent het ?

Slide 35 - Open vraag

Devoirs
Apprendre (=leren):
  • Supplément, p.13 : A. le passé composé
  • Quizlet : voca 1-3 N-F



Slide 36 - Tekstslide