pouvoir/vouloir présent/passé composé

Bonjour et bienvenue!
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bonjour et bienvenue!

Slide 1 - Tekstslide

Le but d'aujourd'hui: 
Je peux utiliser les verbes vouloir et pouvoir au présent et passé composé

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden
pouvoir/vouloir

Slide 3 - Tekstslide

Je peux aller aux toilletes?

Il fait chaud, je veux manger une glace

Slide 4 - Tekstslide

Vouloir = 
willen

Slide 5 - Tekstslide

Vouloir (= willen)
Présent (onvoltooid tegenwoordige tijd) 
Je veux
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Je veux
Tu veux
Il veut
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 8 - Sleepvraag

Complétez au présent:
Elle (willen) ..... venir quand?

Slide 9 - Open vraag

Complétez au présent:
Vous (willen) ..... venir quand?

Slide 10 - Open vraag

Complétez au présent:
On (willen) ..... partir demain.

Slide 11 - Open vraag

Complétez au présent:
Ils (willen) ..... prendre le train.

Slide 12 - Open vraag

Pouvoir =
kunnen / mogen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Pouvoir (= kunnen, mogen)
Présent (onvoltooid tegenwoordige tijd) 
Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent

Slide 15 - Tekstslide

Je peux
Tu peux
Il peut
Elle peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Jij mag
Zij mag
Wij kunnen
Zij mogen
Hij kan
Ik kan 
Jullie mogen

Slide 16 - Sleepvraag

Complétez au présent:
Ils (kunnen) ..... prendre le train.

Slide 17 - Open vraag

Complétez au présent:
Vous (kunnen/mogen) ..... venir quand?

Slide 18 - Open vraag

Complétez au présent:
On (kunnen/mogen) ..... partir demain.

Slide 19 - Open vraag

Complétez au présent:
Tu (kunnen/mogen) ..... prendre le train.

Slide 20 - Open vraag

Passé composé van vouloir en pouvoir
Je gebruikt deze tijd om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
De passé composé bestaat uit een 
hulpwerkwoord (avoir of être) + voltooid deelwoord
Ik heb gewild = J'ai voulu
Wij hebben gewild = Nous avons voulu
Jij hebt gekund = tu as pu
Zij hebben gemogen  = ils ont pu

Slide 21 - Tekstslide

Complétez au passé composé:
À quelle heure tu (willen) ...... venir?

Slide 22 - Open vraag

Complétez au passé composé:
Je (kunnen) ..... venir ce matin.

Slide 23 - Open vraag

Complétez au passé composé:
Tu (kunnen) ..... venir en train?

Slide 24 - Open vraag

Complétez au passé composé:
Non, nous (willen) ..... prendre la voiture.

Slide 25 - Open vraag

Complétez au passé composé:
On (kunnen) ....... venir samedi?

Slide 26 - Open vraag

Ik kan de werkwoorden vouloir en pouvoir
toepassen in de présent en passé composé
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Extra controle-oefening:

Doel:
ik kan vouloir en pouvoir in de présent en passé composé gebruiken

Slide 28 - Tekstslide

Elle _____ sortir tous les soirs. (pouvoir)
A
peux
B
peu
C
peut

Slide 29 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de présent.
Elle (vouloir)
A
voulons
B
veux
C
voulu
D
veut

Slide 30 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de présent.
Vous (vouloir)
A
peut
B
peuvent
C
voulons
D
voulez

Slide 31 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans
'Zij heeft gewild'?
A
Elles ont voulou
B
Elles ont voulé
C
Elle a voulé
D
Elle a voulu

Slide 32 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans
'Wij hebben gewild'?
A
Nous avons voulu
B
Ils sont voulu
C
Ils ont voulu
D
Nous sommes voulu

Slide 33 - Quizvraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
nous ______________ (présent)

Slide 34 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Alexandre __________ (passé composé)

Slide 35 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Ta copine ______________ (présent)

Slide 36 - Open vraag

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Vous __________ (passé composé)

Slide 37 - Open vraag

Ils (willen) _______ manger une glace. (présent)

Slide 38 - Open vraag

Ik kan de werkwoorden vouloir en pouvoir
toepassen in de présent en passé composé
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Wat ga je zelf nog doen om dit beter onder de knie te krijgen?

Slide 40 - Open vraag

Extra oefening

Slide 41 - Tekstslide

Complétez au passé composé:
On (kunnen) ....... venir samedi?

Slide 42 - Open vraag

Complétez au présent:
Vous (willen) ..... venir quand?

Slide 43 - Open vraag

Complétez au présent:
On (willen) ..... partir demain.

Slide 44 - Open vraag

Complétez au passé composé:
Je (kunnen) ..... venir en train?

Slide 45 - Open vraag

Complétez au présent:
Tu (kunnen/mogen) ..... prendre le train.

Slide 46 - Open vraag

Complétez au passé composé:
Non, vous (willen) ..... prendre la voiture.

Slide 47 - Open vraag

Complétez au présent:
Ils (kunnen) ..... prendre le train.

Slide 48 - Open vraag

Complétez au passé composé:
Elle (kunnen) ....... venir samedi?

Slide 49 - Open vraag

Ik kan de werkwoorden vouloir en pouvoir
toepassen in de présent en passé composé
😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll

Wat ga je zelf nog doen om dit beter onder de knie te krijgen?

Slide 51 - Open vraag