Les 57 - 58 - 58

Doel van de les
Je weet welke vragen je kunt verwachten op de toets over het herkennen van meningen, argumenten en feiten
Je weet welke vragen je kunt verwachten op de toets over argumenten beoordelen
Je weet welke vragen je kunt verwachten op de toets over internetbronnen beoordelen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Doel van de les
Je weet welke vragen je kunt verwachten op de toets over het herkennen van meningen, argumenten en feiten
Je weet welke vragen je kunt verwachten op de toets over argumenten beoordelen
Je weet welke vragen je kunt verwachten op de toets over internetbronnen beoordelen

Slide 1 - Tekstslide

57. Meningen, argumenten en feiten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Reproductievragen 57
Wat is een mening? p. 118
Wat zijn argumenten? p. 118
Wat is een feit? p. 118
Wat is de 'want, dus-proef? p. 118

Je vindt de antwoorden op pagina 118
Je krijgt 7 minuten om de antwoorden op te schrijven
Schrijf de antwoorden op in hele zinnen
timer
7:00

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden reproductievragen paragraaf 57
Wat is een mening?
  • Een mening geeft aan hoe je over iets denkt of wat je van iets vindt

Wat zijn argumenten?
Argumenten zijn redenen waarom je iets vindt. Je kunt je eigen mening verdedigen of de mening van iemand anders aanvallen. 

Wat is een feit?
Een feit is iets wat echt gebeurd is of echt waar is. Je kunt het bewijzen of controleren. Je voert feiten aan om je mening te ondersteunen. 

Wat is de 'want, dus-proef?
Kom je het signaalwoord 'want' tegen dan weet je dat alles vóór want het standpunt is. Alles ná want is een argument. 
Kom je het signaalwoord 'dus' tegen dan weet je dat alles vóór dus het argument is. Alles ná dus is een standpunt. 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Wat is de mening, wat is het argument en wat is het feit?

Je moet The Joker echt eens gaan bekijken. Het is de allerbeste film die ooit is gemaakt! Het is een spannende film die bovendien veel humor bevat. Filmkenners schrijven er
positive recensies over.


Slide 6 - Tekstslide

58. Argumenten beoordelen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Reproductievragen 58
Wat maakt een argument goed? p. 120

Je vindt de antwoorden op pagina 120
Je krijgt 7 minuten om de antwoorden op te schrijven
Schrijf de antwoorden op in hele zinnen

timer
7:00

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden reproductievragen  59
Wat maakt een argument goed?
  • Een goed argument bevat alleen informatie die waar is
  • Een goed argument gaat over de mening en over niets anders
  • Een goed argument voegt informatie toe aan de mening en is het geen herhaling van wat eerder is gezegd

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
Jij bent altijd te laat, want dat heb ook ik van de lerares Duits gehoord!
Is dit een goed of slecht argument?
  • Het is een goed argument. Je kunt het controleren. 

Jij bent altijd te laat! Daardoor mis je belangrijke lesstof.
Goed of slecht argument?
  • Het is een goed argument. Het voegt nieuwe informatie toe. 

Slide 11 - Tekstslide

59. Internetbronnen beoordelen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Reproductievraag 59
Wat moet je je afvragen als je een bron op internet raadpleegt?

Je vindt de antwoorden op pagina 122
Je krijgt 7 minuten om de vragen op te schrijven  


Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden reproductievragen 59
Wat moet je je afvragen als je een bron op internet raadpleegt?
  • Wie is de schrijver van het stuk?
  • Controleer de informatie door een soortgelijke bron op te zoeken
  • Wat is het doel van de schrijver? Wat wil hij of zij met het stuk? Gaat het om informatie of probeert de schrijver je iets te verkopen?
  • Wat voor website is het? Is het betrouwbaar of gaat het om vermaak?
  • Is de site actueel? Controleer de datum
  • Gebruikt de site zelf ook andere bronnen? Controleer deze bronnen. 
  • Tip: vergelijk meerdere bronnen die over hetzelfde onderwerp gaan
  • Vermeld in een werkstuk altijd de bron. Noteer de datum waarop je de site hebt bezocht.

Slide 15 - Tekstslide

Werkfase
Je leert hoe je verschillende bronnen op internet kunt beoordelen

Maak de eerste drie vragen van oefenblad van paragraaf 59
Je krijgt 5 minuten om de antwoorden op te schrijven  
 

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden oefenblad 59
1. Het is belangrijk om meerdere bronnen met elkaar te vergelijken, en te vermelden wanneer je een bron hebt geraadpleegd

2. Het is een onbetrouwbaar artikel

3. Er staat niet wie het stuk heeft geschreven, het is een gesponsord bericht, er staat niet wanneer het artikel is geplaatst

Slide 17 - Tekstslide