4.2 temperatuur

4.2 Temperatuur
Rekendoelen : Je kunt rekenen met temperatuur.
  • Je kiest en gebruikt diverse maten en eenheden voor temperatuur om schattend te rekenen.
  • Je rekent precies met gangbare en minder gangbare eenheden voor temperatuur (Celsius, Fahrenheit), ook negatieve.
  • Je leest bronnen en meetinstrumenten af voor het bepalen van temperatuur, interpreteert de inhoud en bepaalt de nauwkeurigheid.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.2 Temperatuur
Rekendoelen : Je kunt rekenen met temperatuur.
  • Je kiest en gebruikt diverse maten en eenheden voor temperatuur om schattend te rekenen.
  • Je rekent precies met gangbare en minder gangbare eenheden voor temperatuur (Celsius, Fahrenheit), ook negatieve.
  • Je leest bronnen en meetinstrumenten af voor het bepalen van temperatuur, interpreteert de inhoud en bepaalt de nauwkeurigheid.

Slide 1 - Tekstslide

Welke eenheden horen bij de grootheid temperatuur?

Slide 2 - Woordweb

Celsius
In Nederland wordt temperatuur angegeven door een aantal graden Celcius. Bij een temperatuur onder 0 vriest het bijvoorbeeld -3. Hoe verder een negatief getal van 0 af ligt , hoe kouder het is

Slide 3 - Tekstslide

Fahrenheit, wat kan je hierover vinden?

Slide 4 - Open vraag

Fahrenheit
Fahrenheit is een eenheid om temperatuur aan te geven die vooral in Amerika wordt gebruikt. Meneer Fahrenheit stelde het vriespunt van water bijvoorbeeld gelijk aan 32 graden. Een zomerse dag van 25 °C is in Amerika 77 °F. 

Slide 5 - Tekstslide

Kelvin, wat kan je hierover vinden?

Slide 6 - Open vraag

Kelvin
In de wetenschap wordt vooral gewerkt met Kelvin. Dat is weer een andere eenheid van temperatuur. ,
Het is 0 Kelvin als het zo koud is, dat het niet kouder meer kan worden (dit is bij -273 graden). 
Dat betekent dus ook dat er geen negatieve temperaturen zijn bij Kelvin

Slide 7 - Tekstslide

Bekende temperaturen

Slide 8 - Tekstslide

Gemiddelde temperatuur bij seizoen
Herfst
Zomer
Winter
Lente
17,5°C
11°C
4°C
10°C

Slide 9 - Sleepvraag

Verschil in temperatuur berekenen
  1. Twee positieve temperaturen: Hoogste temperatuur - laagste temperatuur. 
  2. Eén positieve en één negatieve temperatuur: vergelijk eerst apart hoe ver het getal van 0 af ligt. Tel die getallen bij elkaar op. Verschil tussen -2,2 en 3,4 = 2,2 + 3,4 = 5,6
  3. Twee negatieve temperaturen: gebruik een getallenlijn en lees af. of bereken alsof het twee positieve getallen zijn.  Verschil tussen -2,9 en -5,2 = 5,2 -2,9 = 2,3

Slide 10 - Tekstslide

Hoe bereken je de gemiddelde temperatuur?

Slide 11 - Open vraag

Bereken het verschil in temperatuur.
Verschil tussen 17,5 °C en 6,3 °C =

Slide 12 - Open vraag

Bereken het verschil in temperatuur
Verschil tussen -3,6 en 4,8

Slide 13 - Open vraag

De koelinstallatie van het restaurant waar je werkt is stuk.
De temperatuur van de installatie is opgelopen, zie bron.
De temperatuur stijgt met 0,35 °C per uur.
Volgens de Warenwet mag je bederfelijk voedsel niet bewaren
bij een temperatuur hoger dan 7 °C.
Het is nu vrijdagavond 23:00 uur.

Schat op welk tijdstip de koelinstallatie uiterlijk moet zijn
gerepareerd, zodat je de inhoud ervan kunt blijven bewaren.
A
6.00 uur
B
7.00 uur
C
8.00 uur
D
9.00 uur

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

4.2 temperatuur

Slide 17 - Tekstslide