In deze les zitten 43 slides, met tekstslides en 8 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
4.3 | De Holocaust
opdrachten 1 t/m 5
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Aantekening
Holocaust = Begrip uit het oud-Grieks en betekent ‘brandoffer’ (aan de Goden). Synoniem voor de moord op de Europese Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Shoah = Hebreeuws is voor ‘catastrofe’ of 'ramp'.
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht 1
Gebruik de begrippenlijst van hoofdstuk 1 en 3.
Geef uitleg bij de volgende begrippen.
– Grondrechten:
basisrechten van elke burger.
– SA:
Sturmabteilung - de knokploeg van de NSDAP
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht 2
In de leertekst worden veel voorbeelden gegeven om uit te leggen welke gevolgen het antisemitisme had. Onder het kopje ‘Rassen’ zijn twee woorden onderstreept die passen bij een
voorbeeld.
Onderstreep zelf onder het kopje ‘Discriminatie en geweld’ nog twee woorden die passen bij een voorbeeld.
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 3a
Maak de zinnen kloppend.
Hitler geloofde dat de Duitsers / Joden een ander ras waren dan het Arische. In werkelijkheid bestaan er wel / geen verschillende
mensenrassen. Homoseksuelen en gehandicapten waren volgens Hitler een bedreiging voor / geen onderdeel van het Arische ras.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Opdracht 3b
In 1935 werden huwelijken tussen Joodse Duitsers en niet-Joodse Duitsers verboden. Leg uit dat dit een gevolg was van de rassenleer van Hitler.
Hitler vond dat het Arische ras zwakker werd door vermenging met andere rassen, zoals bij een huwelijk tussen Joodse en niet-Joodse Duitsers. Daarom verbood hij zulke huwelijken.
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht 3c
Gebruik leertekst 2A. Leg uit dat de Neurenberger rassenwetten niet passen bij een rechtsstaat.
Volgens de Neurenberger rassenwetten mochten Joodse mensen gediscrimineerd worden. Ze raakten hun grondrechten kwijt, terwijl in een rechtsstaat alle burgers voor de wet gelijk zijn.
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht 4
Gebruik bron 1 en 2.
Noem voor elke bron het bijpassende begrip.
– Bij bron 1 past het begrip
Kristallnacht
– Bij bron 2 past het begrip
rassenleer
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 5
Joodse mensen kregen tijdens de Kristallnacht geen hulp van politie of brandweer.
➔ Geef hiervoor een verklaring. Gebruik daarbij de begrippen rassenwetten en grondrechten in een juiste historische samenhang.
Doe het zo:
Door de invoering van de rassenwetten
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 5
Doe het zo:
Door de invoering van de rassenwetten
raakten Joodse mensen in Duitsland hun grondrechten kwijt. Daardoor hadden zij bijvoorbeeld geen recht meer op bescherming door de politie of brandweer.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Huiswerk
H4.3 | De Holocaust
Lezen:
B- Jodenvervolging in Nederland
C- De moord op miljoenen
Maken: opdrachten 6 t/m 15
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 6
Geef een omschrijving van de volgende woorden.
– Discrimineren:
iemand anders behandelen op basis van bijvoorbeeld
geslacht, geloof of afkomst.
– Onderduiken:
zich ergens voor langere tijd verborgen houden.
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht 6
Geef een omschrijving van de volgende woorden.
– Deporteren:
personen onder dwang wegvoeren.
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 7
Wat was het gevolg van de gebeurtenis in deze bron? Noem het bijbehorende begrip en leg je antwoord uit.
De Februaristaking. Uit boosheid over deze razzia legden tienduizenden Amsterdammers hun werk neer. De staking werd georganiseerd door communisten
Slide 17 - Tekstslide
Dokwerker
Herdenkt de Februaristaking 25 en 26 februari 1941 (Amsterdam).
Het is het enige moment waarop de Nederlanders zo massaal in verweer kwamen tegen de anti-Joodse maatregelen van de bezetter.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Opdracht 8a
In mei 1940 moesten alle Nederlandse ambtenaren een ariërverklaring invullen. Daarmee verklaarden ze dat ze niet-Joods waren. De meeste mensen ondertekenden de verklaring. Een paar mensen weigerden.
Bedenk waarom sommige mensen de verklaring niet wilden ondertekenen.
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 8a
Het was heel waarschijnlijk dat de Duitsers anti-Joodse maatregelen wilden invoeren.Sommige Nederlanders vonden dat onrechtvaardig.
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht 8b
Bedenk waarom de meeste mensen de verklaring wel ondertekenden.
Ze wilden hun baan niet verliezen.
Ze waren bang voor de Duitsers.
Ze dachten dat het geen kwaad kon.
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht 8c
Gebruik leertekst 2B. Vind je het tekenen van de ariërverklaring een voorbeeld van collaboratie, verzet of aanpassing? Leg je antwoord uit.
Collaboratie, want daardoor hielpen de ambtenaren de Duitsers bij hun discriminerende maatregelen.
Aanpassing, omdat de ambtenaar zijn baan wil behouden.
Slide 23 - Tekstslide
Opdracht 9a
Maak de zinnen af.
– Westerbork was een doorgangs kamp.
Dat betekende dat er mensen tijdelijk werden opgesloten, tot ze naar een ander kamp gingen.
– Auschwitz was een vernietigings kamp.
Dat betekende dat er mensen door de nazi’s werden vermoord.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Opdracht 9b
Al in 1933 werd in Duitsland het concentratiekamp Dachau opgericht. Welke groepen werden in de periode 1933-1939 in het
kamp gevangengezet?
A Joodse Duitsers en Nederlandse verzetsstrijders.
B Joodse Duitsers en politieke tegenstanders van de nazi’s.
C Russische krijgsgevangenen en Nederlandse verzetsstrijders.
D Russische krijgsgevangenen en politieke tegenstanders van de nazi’s.
Slide 26 - Tekstslide
Opdracht 10a
De Duitse bezetting had al vóór 1942 grote gevolgen voor Joodse Nederlanders.
➔ Noem een sociaal gevolg en een economisch gevolg.
Doe het zo:
Een sociaal gevolg was
dat Joodse mensen steeds meer werden buitengesloten en dat ze daardoor een andere sociale positie hadden dan andere groepen.
Slide 27 - Tekstslide
Opdracht 10
Een economisch gevolg was
dat sommige Joodse mensen werden ontslagen, hun bedrijf kwijtraakten en dat ze daardoor hun inkomen kwijtraakten.
Slide 28 - Tekstslide
Opdracht 11
Leertekst A, B en C gaan over de gevolgen van het antisemitisme van nazi-Duitsland. Vul het schema hierover aan.
Slide 29 - Tekstslide
Opdracht 12
Gebruik ook paragraaf 1.
In de Tweede Wereldoorlog vielen veel meer burgerslachtoffers dan in de Eerste Wereldoorlog.
Noem drie oorzaken voor het hoge aantal burgerslachtoffers in de Tweede Wereldoorlog.
Slide 30 - Tekstslide
Opdracht 12
Noem drie oorzaken voor het hoge aantal burgerslachtoffers in de Tweede Wereldoorlog.
Bijvoorbeeld:
miljoenen burgers werden vermoord in vernietigingskampen.
Honderdduizenden burgers kwamen om bij de atoomaanvallen op Japan.
Miljoenen burgers kwamen om bij de Duitse aanval op de Sovjet-Unie.
Tienduizenden burgers kwamen om bij bombardementen in Europa.
Slide 31 - Tekstslide
Opdracht 13a
Leg uit dat de bron past bij het begrip ‘Holocaust’.
De Holocaust was de moord op Joodse mensen in vernietigingskampen. De bron laat zien dat dit ook gebeurde met de ouders van Hédi Fried.
Slide 32 - Tekstslide
Opdracht 13b
Hédi Fried ging op latere leeftijd vaak op bezoek bij scholen om te vertellen over wat ze had meegemaakt. Ze wilde dat jongeren goed wisten wat er tijdens de Holocaust precies was gebeurd.
Waarom zou ze dat belangrijk vinden?
Ze was een overlevende van de Holocaust, een heel schokkende gebeurtenis in haar leven. Door jongeren daarover te vertellen kon zij bijvoorbeeld helpen voorkomen dat het nog een keer gebeurt.
Slide 33 - Tekstslide
Opdracht 13c
De tekst van deze bron komt uit haar boek Vragen die ik kreeg over de Holocaust. Welke vraag zou jij Hédi Fried willen stellen?
Bijvoorbeeld:
Hoe werd ze uit het kamp bevrijd?
Heeft haar zusje het overleefd?
Denkt ze dat zoiets opnieuw zou kunnen gebeuren?
Slide 34 - Tekstslide
Opdracht 14
Hoe reageren deze Duitse krijgsgevangenen op de documentaire? Vind je dat vreemd of begrijpelijk?
Leg je antwoord uit.
Je eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Een aantal gevangenen kijkt weg. Dat is vreemd, want ik had verwacht dat de Duitse soldaten al goed wisten wat er in concentratiekampen gebeurde.
Slide 35 - Tekstslide
Opdracht 14
Hoe reageren deze Duitse krijgsgevangenen op de documentaire? Vind je dat vreemd of begrijpelijk?
Leg je antwoord uit.
Je eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Een aantal gevangenen kijkt weg. Dat is vreemd, want ik had verwacht dat de Duitse soldaten al goed wisten wat er in concentratiekampen gebeurde.
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Video
Opdracht 15
➔ Leg uit dat er vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog iets veranderde, maar dat er ook iets hetzelfde bleef.
Doe het zo:
Iets wat hetzelfde bleef, was
dat Joodse mensen te maken hadden met discriminatie en geweld.
Slide 38 - Tekstslide
Opdracht 15
➔ Leg uit dat er vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog iets veranderde, maar dat er ook iets hetzelfde bleef.
Doe het zo:
Een verandering was dat
de nazi’s, in plaats van dwingen tot emigratie, begonnen met het vermoorden van Joden (Holocaust/ Shoah).