Les 3 - Vocabulario vacaciones - mapa mental

Clase de español - V3
45 minutos

Jueves, 14 de septiembre de 2024
Objetivo
Al final de la clase sabes muchas palabras relacionadas a las vacaciones
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Clase de español - V3
45 minutos

Jueves, 14 de septiembre de 2024
Objetivo
Al final de la clase sabes muchas palabras relacionadas a las vacaciones

Slide 1 - Tekstslide

La clase anterior

Slide 2 - Tekstslide

Los deberes para hoy


Leerwerk
Vocabulario ''Actividades de verano" S-N uit de reader p. 61 t/m 63  
Vervoeging van werkwoord TENER

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Un poco de música
Traduce las palabras al holandés. 
Escribe la forma correcta de los verbos en el presente.
Esribe todas las palabras en el lugar adecuado.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

La tarea del tema 1
Hacer un cuento en fotos sobre tus vacaciones de verano
Vamos a leer la instrucción en el reader.

Slide 7 - Tekstslide

timer
1:00
Apunta 5 palabras que MEJOR describen TUS vacaciones.

Slide 8 - Woordweb

Escribir palabras relacionadas a las vacaciones en un mapa mental

Hoe maak je een mindmap?


                      15 minutos para hacer un mindmap en la hoja.

                       Klaar? -> hacer ejercicio 1 p. 9 del reader.



timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Levanta la mano
Me gustan las clases de español (hasta ahora)
Conozco 10 palabras en español relacionadas a las vacaciones de verano
Sé que es la tarea del tema 1
Los deberes para mañana son ...

Slide 10 - Tekstslide

Los deberes para la próxima clase
Maakwerk
Maak een kleurrijke mindmap van de woorden in het Spaans die je aan jouw vakantie doen herinneren. Doe dit op het blad dat je van ZWT hebt gekregen. Natuurlijk neem je het ook mee naar de les.
Leerwerk
Vocabulario ''Actividades de verano" S-N uit de reader p. 58 t/m 60
Leer de vervoeging van tener en ser in de presente (=tt)




Slide 11 - Tekstslide

La tarea - cuento en fotos
Je gaat een foto verhaal maken over je zomervakantie
In welke tijd ga je het verhaal schrijven?

Slide 12 - Tekstslide

El perfecto - regular
Voltooid
tegenwoordige tijd

¿Cómo se forma?
¿Cuándo se usa?
He comido mucho

Slide 13 - Tekstslide

Mis vacaciones
¿Qué has hecho este verano? Yo he viajado en avión. He ido a España. He visitado a mis amigos españoles. He comido mucho. He salido por la noche. He ido a la playa… Puedo decir que he tenido unas vacaciones completas. 
Schrijf  de Spaanse zin in je schrift met daaronder de vertaling in het NL. Doe dit samen met je buurman/vrouw

Slide 14 - Tekstslide

El perfecto 
Onderstreep in de zinnen de werkwoorden.
Wat valt je op?

Slide 15 - Tekstslide

El perfecto 
Hulp werkwoord     +    voltooid deelwoord

In Nederlands zijn er 2 hulpwerkwoorden
Welke?

Slide 16 - Tekstslide

El perfecto: hulp werkwoord
In het Spaans is er maar 1 hulp werkwoord
HABER -> betekent zowel hebben als zijn
Wat moet je doen met een hulp werkwoord?
Wat gebeurt er met een voltooid deelwoord?

Slide 17 - Tekstslide

El perfecto: hulp werkwoord - haber
(yo)
(tú)
(él, ella, usted)
(nosotros)
(vosotros)
(ellos, ellas, ustedes)
he
has
ha
hemos
habéis
han
Waarom staan de persoonlijke voornaamwoorden tussen haakjes?

Slide 18 - Tekstslide

El perfecto: voltooid deelwoord
  • Welke drie groepen werkwoorden heeft het Spaans?
  • -ar, -er en -ir

Slide 19 - Tekstslide

El perfecto: voltooid deelwoord
Cantar

Comer

Vivir
Cantado

Comido

Vivido
Hoe maak je het volt deelwoord?

Slide 20 - Tekstslide

El perfecto
he
has
ha
hemos                + ww op: 
habéis
han
-ar + ado
-er + ido
-ir  + ido

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf het voltooid deelwoord en de vertaling
1) dormir tarde 2) nadar 3) jugar al tenis 4) montar a caballo 5) leer revistas 6) tomar un café 7) ir a la playa

Slide 22 - Open vraag

Escribe la traducción en tu cuaderno y haz una foto

Slide 23 - Open vraag

¿Has aprendido algo nuevo hoy?
¿Qué has aprendido?
Geef antwoord in een hele zin en in het Spaans.
Noem 2 dingen
La evaluación

Slide 24 - Open vraag

¿Verdad o mentira?
  1. En esta clase hemos aprendido el presente.
  2. La tarea de este periodo es hacer un cuento en fotos
  3. De Spaanse perfecto heeft 2 hulpwerkwoorden
  4. Cantar - cantado; comer - comedo; vivir - vivido
  5. El perfecto es muy fácil.



Slide 25 - Tekstslide

Los deberes 
Estudiar
el perfecto (regelmatig) NIEUW
Estudiar vocabulario 'actividades de verano' S-N en N-S (58-60)

Hacer
hacer ejercicio 21 del reader

Slide 26 - Tekstslide