A1a woordsoorten les 3 zn + lw / les 1 bn

timer
10:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Ik kan / weet:
  • lidwoorden herkennen.
  • zelfstandige naamwoorden herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Lidwoord (lw)
Bepaald lidwoord (blw) = de en het

Onbepaald lidwoord (olw) = een

Slide 3 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)

  • Je kunt een zelfstandig naamwoord meestal in het meervoud zetten.
  • Je kunt er ook vaak een verkleinwoord van maken.
  • Je kunt er meestal een lidwoord voor zetten.
  • Ook namen zijn zelfstandige naamwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Concreet - abstract zn
Concreet = iets wat je kunt aanraken

Abstract = iets wat je niet kunt aanraken of wat niet bestaat.

Slide 5 - Tekstslide

De tijd (uur, minuut etc.) = abstract
De klok = concreet

Slide 6 - Tekstslide

De liefde = ?
De voetbal = ?

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoord (bn)
zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn)

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • een bn zegt iets over een zn
  • een stoffelijk bn geeft het materiaal aan en eindigt vaak op      - en (de houten stoel, de koperen plaat)
--> een bn staat er soms voor (De waardevolle schilderijen.)
--> soms achter (De schilderijen zijn waardevol.)
--> soms nog verder weg (De schilderijen die ik gisteren kocht zijn erg waardevol.)

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf op: alle zelfstandig naamwoorden en de bijvoeglijke naamwoorden.

Als je ‘Sinterklaas’ zegt, dan zeg je natuurlijk ook...:. Chocoladeletters, taai-taai, marsepein, en natuurlijk: lekkere pepernoten! Nee Piet, deze niet. Dit zijn kruidnoten. Kruidnoten zijn die halve bolletjes van speculaas die rond 5 december de kindermondjes invliegen en daar op knapperige wijze vermalen worden. Wel raak blijven gooien, lieve Piet.


timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Als je ‘Sinterklaas’ zegt, dan zeg je natuurlijk ook...:. Chocoladeletters, taai-taai, marsepein, en natuurlijk: lekkere pepernoten! Nee Piet, deze niet. Dit zijn kruidnoten. Kruidnoten zijn die halve bolletjes van speculaas die rond 5 december de kindermondjes invliegen en daar op knapperige wijze vermalen worden. Wel raak blijven gooien, lieve Piet.

Totaal 14 zn en 4 bn

Slide 11 - Tekstslide

Wat nu?
We beginnen samen met opdracht 1 op blz. 60. Deze maak je zelf af. Daarna ga je verder met opdracht 
2 t/m 4 (blz. 61).
We kijken samen het huiswerk na.
timer
8:00

Slide 12 - Tekstslide

Macbook
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Gedachte
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Lopen
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

oorlog, enthousiasme, zelfverzekerd
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?
A
mooi
B
interessant
C
gedurende
D
vreugde

Slide 17 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...
A
bijwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
lidwoord

Slide 18 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord in deze zin is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 19 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 20 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 21 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 22 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 23 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van de woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 24 - Quizvraag

Mijn nieuwe fiets zet ik altijd goed op slot.
________
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heb je gewerkt?
A
:)
B
:|
C
:(

Slide 26 - Quizvraag

Volgende week (7-12 t/m 11-12)
H3 woordsoorten: blz. 90-91
di 8-12: lezen theorie blz. 91
do 10-12: af / maken blz. 90-91 opdracht 1 t/m 3 + 5


H4 woordsoorten: blz. 120-121 
do 10-12: lezen theorie blz. 120

Vrijdag 11-12 Uitleg Jonge Jury

Slide 27 - Tekstslide