Wechselpr. II + (DER/EIN + Personalpron) im Nom. und Akk. (Ontleden)

Wie geht man vor?


Hoe ga je te werk?
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wie geht man vor?


Hoe ga je te werk?

Slide 1 - Tekstslide

  1. Präposition?
  2. Ja => dann Wechselpräposition (Regel 1: wann/wo/wohin; Regel 2: immer Dativ außer auf/über). 
  3. Nein => dann zergliedern (Subjekt = Nominativ; Akkusativ Objekt = Akkusativ)  

Dann: Genus bestimmen (m., w., s.,Mz.) => DER/EIN Gruppe,  Personalpronomen , Interrogativpronomen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hat Anna (jouw) Bruder abgeholt?

Slide 5 - Open vraag

Hat Anna (hem) abgeholt?

Slide 6 - Open vraag

Ich hänge die Lampe (boven de) Tisch (m.)

Slide 7 - Open vraag

Ich warte schon seit Stunden (op de) Bus (m.)

Slide 8 - Open vraag

Ich freue mich (op jouw) Besuch (m.)

Slide 9 - Open vraag

Ich freue mich (op hem).

Slide 10 - Open vraag

Ich warne dich vor (deze vrouw).

Slide 11 - Open vraag

Ich warne dich vor (haar).

Slide 12 - Open vraag

(Wie) hat diesen Mann besucht?

Slide 13 - Open vraag

(Wie) hat dieser Mann besucht?

Slide 14 - Open vraag

Das Volk leidet unter (zijn) Herrschaft.

Slide 15 - Open vraag

Vor (wie) genau warnen Sie uns?

Slide 16 - Open vraag