herhalingsles

Vandaag
- Herhaling paragraaf 1 en 2
- samen in Lessonup
- minimaal 20 punten behalen (anders extra huiswerk :)) 
- daarna doornemen het huiswerk
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
- Herhaling paragraaf 1 en 2
- samen in Lessonup
- minimaal 20 punten behalen (anders extra huiswerk :)) 
- daarna doornemen het huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

CONTROLE!
Controle schrift:
Ayoub, Bilal, Rayan, Aya, Yachil

Slide 2 - Tekstslide

Is dit Hoog of Laag Nederland
A
Hoog - Nederland
B
Laag - Nederland

Slide 3 - Quizvraag

Wat is laag-Nederland?
A
Het deel van Nederland dat LAGER dan de zeespiegel ligt.
B
Het deel van Nederland dat HOGER dan de zeespiegel ligt.

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor rivier is dit?
A
Regenrivier
B
Gletsjerrivier
C
Gemengde rivier

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een polder?
A
Een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt
B
Een polder is een lager gelegen gebied in hoog Nederland
C
Een polder is een stuk 'wad' in zee die soms droog komt te liggen bij eb
D
Een polder is een hoger gelegen land dan de omgeving

Slide 6 - Quizvraag

Een droogmakerij is een…
A
machine waarmee een polder wordt droog gepompt.
B
polder die nog niet af is.
C
polder waar de natuur de waterstand regelt.
D
droog gepompt meer.

Slide 7 - Quizvraag

Hoe ontstaat een droogmakerij?
A
het omdijken van een stuk land
B
het omdijken van een stuk water
C
het plaatsen van een dijk in een rivier

Slide 8 - Quizvraag

Een droogmakerij is altijd een polder
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Hoogveen ligt in West-Nederland
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Waarmee maalt een poldermolen water uit de polder?
A
Met kracht van mensen
B
Met behulp van dieren
C
Met de wieken
D
Met een vijzel

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een droogmakerij?
A
Dat is een meer.
B
Dat is land dat vroeger een meer was, maar is drooggelegd.
C
Dat is de naam voor de zeventiende eeuw.
D
Dat zijn grachten die rond het centrum van Amsterdam zijn aangelegd.

Slide 12 - Quizvraag

Hoogveen heet zo omdat ......
A
Het in Hoog-Nederland te vinden is
B
Het veen boven NAP ligt
C
Het veen het hoogste punt in de omgeving is
D
Het grondwater hoog boven het veen uitkomt

Slide 13 - Quizvraag

Hoogveen en laagveen hebben verschillende eigenschappen. Wat zijn de eigenschappen van Hoogveen
A
Hoogveen bestaat uit mos en is alleen zuivere plantenresten. Hoogveen voedt zich met regenwater.
B
Hoogveen bestaat uit plantenresten die onder water terecht komen. Dit komt door een hoge grondwaterstand. In hoogveen kun je van alles tegenkomen, zelfs hele bomen
C
Hoogveen vind je alleen op heuvels

Slide 14 - Quizvraag

In gebieden waar laagveen vind, kom je akkerbouw tegen
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

Laagveen is moerasgebied dat hoger ligt dan de zeespiegel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Op welke hoogte ligt laagveen?
A
beneden de zeespiegel
B
boven de zeespiegel

Slide 17 - Quizvraag

Laagveen is terug te vinden in de provincie Noord-Holland?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wat is Veen?
A
dode plantenresten + dieren
B
dode plantenresten en dierenpoep
C
dode dieren en schimmels

Slide 19 - Quizvraag

De uiterwaarden liggen in het rivierengebied.....
A
binnendijks
B
buitendijks

Slide 20 - Quizvraag

Als je in het rivierengebied op 2m boven het zeeniveau zit, kan je niets gebeuren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Er zijn in het rivierengebied zomerdijken en winterdijken.

Welke uitspraken is juist?
A
Zomerdijken liggen dichter bij de rivier dan winterdijken.
B
Zomerdijken zijn hoger dan winterdijken.
C
Zomerdijken mogen niet overstromen.
D
Op zomerdijken loopt vaak een weg.

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord past niet bij de bescherming van ons rivierengebied?
A
Winterdijk
B
Uiterwaard
C
Stormvloedkering
D
Verbreden van rivieren

Slide 23 - Quizvraag

Vandaag
- Herhaling HF5
- Afspraak voor inhalers
- Uitprinten samenvatting
- Volgende les oefentoets (met boek)

Slide 24 - Tekstslide

Welk van deze begrippen past het best bij het Nederlandse rivierengebied?
A
Bovenloop
B
Erosie
C
Delta
D
Horst

Slide 25 - Quizvraag

Wat is veen?
A
Natte grondsoort die bestaat uit afgestorven plantenresten
B
Laaggelegen deel van het rivierengebied
C
Het inzakken van de grond door opdroging van klein en veen en verrotting van veen.
D
Een drooggemaakt meer of stuk van de zee

Slide 26 - Quizvraag

Waar wonen van oudsher de meeste mensen in het rivierengebied?
A
Komgronden
B
Uiterwaarden
C
Oeverwallen

Slide 27 - Quizvraag

Welke kleur is het rivierengebied op de kaart?

A
B
C
D

Slide 28 - Quizvraag

Is dit Hoog of Laag Nederland
A
Hoog - Nederland
B
Laag - Nederland

Slide 29 - Quizvraag

Wat hoort bij laag-Nederland
A
Onder de zeespiegel en grote invloed van de zee
B
Lager dan 1m boven de zeespiegel en grote invloed van rivieren en beken
C
Onder de zeespiegel en grote invloed van rivieren en beken
D
Lager dan 1m boven de zeespiegel en grote invloed van de zee

Slide 30 - Quizvraag

Wat is Laag-Nederland?
A
Een stuk van Nederland dat half in de zee ligt
B
Deel van NL dat lager ligt dan 1 m boven de zeespiegel
C
Deel van NL dat hoger ligt dan 1 m boven de zeespiegel

Slide 31 - Quizvraag

Is dit Hoog of Laag Nederland
A
Hoog - Nederland
B
Laag - Nederland

Slide 32 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met
Hoog-Nederland?
A
Het aardoppervlak boven de zeespiegel.
B
Het aardoppervlak in Nederland boven de zeespiegel vanaf 1 meter
C
Het aardoppervlak in Nederland waar zowel de zee, rivieren en neerslag invloed hebben.
D
Het aardoppervlak in Nederland dat bij overstromingen van een rivier niet onder water komt te liggen.

Slide 33 - Quizvraag

wat voor een grondsoort heeft Hoog-Nederland
A
klei
B
steen
C
zand
D
moeras

Slide 34 - Quizvraag

Wat is hoog-Nederland?
A
Het deel van Nederland dat LAGER dan de zeespiegel ligt.
B
Het deel van Nederland dat HOGER dan de zeespiegel ligt.

Slide 35 - Quizvraag

Rivierkleilandschap kom je tegen in Hoog-Nederland.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Het versterkte broeikaseffect en het natuurlijke broeikaseffect zijn hetzelfde en beide slecht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Het broeikaseffect is
A
heel natuurlijk
B
onnatuurlijk

Slide 38 - Quizvraag


Zonder het broeikaseffect ...
A
... wordt het heel warm op aarde.
B
... blijft de temperatuur op aarde gelijk.
C
... wordt het op aarde net zo koud als in de ruimte.

Slide 39 - Quizvraag

Welke maatregel van ruimte voor de rivier zie je hier?
A
Obstakelverwijdering
B
Ontpoldering
C
Dijkverhoging
D
Kribverlaging

Slide 40 - Quizvraag

Welke maatregel van ruimte voor de rivier zie je hier?
A
Obstakelverwijdering
B
Uiterwaardevergraving
C
Dijkverhoging
D
Dijkverlegging

Slide 41 - Quizvraag



Welk onderdeel van Ruimte voor de rivier zie je hier?
A
Kribverlaging
B
Obstakelverwijdering
C
Brugverwijdering
D
Dijkverlegging

Slide 42 - Quizvraag

Wat is geen maatregel in
het kader van Ruimte voor
de Rivier?
A
kribverlaging
B
aanleg nevengeul
C
kanaliseren
D
dijkverlegging

Slide 43 - Quizvraag

welke maatregel uit "ruimte voor de rivier" wordt hier toegepast
A
uiterwaarde afgraving
B
dijkverlegging
C
dijkverhoging
D
kribverlaging

Slide 44 - Quizvraag