Les 32 Voorbereiding toetsweek 2

Planning
Nakijken huiswerk
Klassikaal herhalen leerstof toetsweek
Oefenen werkblad/ samenvatting schrijven
Kahoot
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Planning
Nakijken huiswerk
Klassikaal herhalen leerstof toetsweek
Oefenen werkblad/ samenvatting schrijven
Kahoot

Slide 1 - Tekstslide

Volgorde zin in zinsdelen verdelen

  1. Persoonsvorm
  2. Doe zinsdeelproef (zet alle andere zinsdelen voor de pv)
  3. Onderwerp
  4. Werkwoordelijk gezegde
  5. Lijdend voorwerp
  6. Meewerkend voorwerp
  7. Overige zinsdelen

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm
Tijdproef / vraagproef / getalsproef

Slide 3 - Tekstslide

Zinsdeelproef
Zet streepjes tussen de zinsdelen

Woord(groepen) voor de persoonsvorm zijn zinsdelen.

Slide 4 - Tekstslide

Onderwerp
Wie/wat + pv

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Zoek alle werkwoorden in de zin

De persoonsvorm is ook altijd een werkwoord!

Slide 6 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Wat + wg + ow

Slide 7 - Tekstslide

 Meewerkend voorwerp
Aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp en lijdend voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Benoem de zinsdelen. - De docent Nederlands gaf [de leerling] een negen op zijn toets.
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

In welke volgorde moet je een zin ontleden?
A
onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp
B
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde
C
werkwoordelijk gezegde, persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
D
onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quizvraag

De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?
- de postbezorger overhandigde de klant de bestelling
A
De postbezorger
B
De bestelling
C
De klant
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Volgorde zin in in zinsdelen verdelen

  1. Persoonsvorm
  2. Doe zinsdeelproef
  3. Onderwerp
  4. Werkwoordelijk gezegde
  5. Lijdend voorwerp
  6. Meewerkend voorwerp
  7. Overige zinsdelen

Slide 14 - Tekstslide