Past Simple & Present Perfect, possessive 's & Question tags

I lived in London.
I have lived in London.
Present Perfect
Past Simple
1 / 42
volgende
Slide 1: Sleepvraag
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

I lived in London.
I have lived in London.
Present Perfect
Past Simple

Slide 1 - Sleepvraag

past simple vs. present perfect

Slide 2 - Tekstslide

Present Perfect
Iets is in het verleden gebeurd, maar je hebt er nu nog mee van doen.

Wanneer iets in het verleden is gebeurd en je er nu nog
mee van doen hebt.

Slide 3 - Tekstslide

Present perfect

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden Present Perfect:


For
Yet
Never 
Ever

Just
Already
Since

Slide 5 - Tekstslide

Present Perfect or Past Simple?
Peter ____ (play) football yesterday
(alleen werkwoordsvorm invullen)

Slide 6 - Open vraag

Past Simple / Present Perfect
Olga ___ (play) volleyball since she was eight years old.
Alleen werkwoordsvorm invullen

Slide 7 - Open vraag

Past Simple / Present Perfect
The internet ___ (not exist) in 1980.
(geen afko)

Slide 8 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
She ___ (see) that film three times already.
(Alleen de werkwoordsvorm)

Slide 9 - Open vraag

Choose present Perfect or Past Simple?
They ____ (paint) the door. It is still wet.
(Alleen de werkwoordsvorm)

Slide 10 - Open vraag

Translate. Use past simple, present perfect.

Ik heb hem gisteren niet gezien.

Slide 11 - Open vraag

....she...(ever fly) before?
(Vul de hele zin in, denk aan ?)

Slide 12 - Open vraag

(your sister - ever - drink) a beer?
(Vul de hele zin in)

Slide 13 - Open vraag

your brother / ever / write / a blog?

Slide 14 - Open vraag

Question Tags
Grammar is cool, isn't it?
Hierboven zie je een voorbeeld van een question tag. 
Een question tag is de korte vraag aan het einde van de zin. 
Je vraagt eigenlijk: 'klopt dat?' of 'Ben je het ermee eens?' 
In het Nederlands gebruik je dan: 'vind je niet?', 'toch?', 'hè?' 
 In het Engels is er een regel voor het maken van deze  
question tags. 

Slide 15 - Tekstslide

Question Tags
Hoe maak je een question tag? 
De regel: 
 
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)

Slide 16 - Tekstslide

Question Tags
Voorbeelden: 
He is a teacher at this school, isn't he? 
(Zin voor de komma = + dus na de komma = - ) 
 
They can't speak Dutch, can they? 
(zin voor de komma = - dus na de komma = + )

Slide 17 - Tekstslide

Question tags
Als je een question tag wilt maken moet je werkwoorden uit het eerste deel van de zin herhalen.  
Dit zijn de vormen van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpwerkwoorden (can, have, Should, could, would) 
Als deze woorden niet in het eerste gedeelte staan moet je do/does of did gebruiken in de question tag. 
(do/does = tegenwoordige tijd en did = verleden tijd)

Slide 18 - Tekstslide

Question Tags
Voorbeelden 
They are working hard, aren't they?  
You can speak English, can't you? 
We need to study this for the test, don't we?  
They work together, don't they? 
She sings in that pop group, doesn't she? 
He doesn't go to school every day, does he?

Slide 19 - Tekstslide

Question tags
Naast dat je het werkwoord uit het eerste gedeelte herhaalt moet je ook het onderwerp herhalen. 
Het onderwerp van de zin moet je soms vervangen door I, you, he, she, it, we, they of there. 
Staat er een naam of bijvoorbeeld 'The boy' of 'The girl' dan moet je in de question tag he of she gebruiken. 

Slide 20 - Tekstslide

Question tags
Voorbeelden 
She plays the piano quite well, doesn't she?  
Karen is quite a good singer, isn't she? 
They aren't at home, are they?  
A  stray cat drank all the milk, didn't it? 
Brad and Brenda are married, aren't they? 
Carl didn't come home last night, did he?

Slide 21 - Tekstslide

Question Tags: Samenvatting
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)  
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+) 
Je herhaalt de vorm van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpww (can, have, Should, could, would).  
Geen hulpww dan do/don't, does/doesn't of did/didn't.
Je herhaalt het onderwerp. Soms moet je dit vervangen door  
he, she, it, we, you, they. 

Slide 22 - Tekstslide

Vul de juiste question tag in:
You are a student, ................

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
I will see you on Saturday,........

Slide 24 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
She's not sick, ................

Slide 25 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
You studied for the test,........

Slide 26 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
That's a great idea,.................

Slide 27 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
Laura isn't a dancer,............

Slide 28 - Open vraag

Possessive 's - ' - of

Slide 29 - Tekstslide

Bezit aanduiden

Even je kennis opfrissen...




Ken je deze nog?

Slide 30 - Tekstslide

Possessive (bezit)
's
namen, mensen en dieren enkelvoud

meervouden die niet op een s eindigen
uitdrukkingen van tijd


Als een naam eindigt met een  dan gebruik je OOK de regel 'enkelvoud'

I like Tara's hair.
Who took Anthony's pen?
The cat's whiskers.
Men's clothing.
This is today's newspaper.

Lucas's iPad.
This is Charles's chair.
!!!! 
Meg and Tara's bicycles are stolen.

Slide 31 - Tekstslide

Possessive (bezit)


meervouden die op s eindigen

My parents' car. (mum and dad = parents)
His siblings' hobby. (siblings =                           )
'

Slide 32 - Tekstslide

Possessive (bezit)


dingen van dingen
geografische namen

The  roof  of  the  house.
The  capital  of  England.
Please  open  the  door  of  this  room.
 The name of the school
The top floor of the building.
of

Slide 33 - Tekstslide

Examples

 the car of John = John's car
the room of the girls = the girls' room
     clothes for men  = men's clothes
the boat of the sailors = the sailors' boat

Slide 34 - Tekstslide

Other examples
For God's sake!             (= exclamation of exasperation)
a stone's throw away     (= very near)
in my mind's eye           (= in my imagination)

Shall we go to Luigi's for lunch?
I've got an appointment at the dentist's at eleven o'clock.
Is Saint Mary's an all-girls school?
The ship's captain is at shore.

Slide 35 - Tekstslide

Examples with time
Examples with time

a day's work
a month's pay
today's newspaper
in a year's time

Slide 36 - Tekstslide

Isn't this ______ book?
A
Peter
B
Peter's
C
Peters'
D
Peters

Slide 37 - Quizvraag

They are painting the ____ room this week.
A
Children's
B
Childrens
C
Childrens'
D
Children

Slide 38 - Quizvraag

Which is correct?
A
The window of the room
B
The room's window

Slide 39 - Quizvraag

Which is correct?
A
England's capital
B
The capital of England

Slide 40 - Quizvraag

Which is correct?
A
The name of the ship
B
The ship's name

Slide 41 - Quizvraag

Where is the ______ shower? (ladies)
A
ladies
B
ladies'
C
ladies's

Slide 42 - Quizvraag