HH H5.4 Reacties tussen ionen - Neerslagreacties

Herhaling H5.4 Reacties tussen ionen
Neerslagreacties
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H5.4 Reacties tussen ionen
Neerslagreacties

Slide 1 - Tekstslide

Deze les

  • Herhaling neerslagreacties




Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt nu:
  • Het neerslaan van een zout weergeven in een neerslagreactie.
  • Bepalen welke ionen een neerslag vormen, wanneer je twee verschillende zoutoplossingen samenvoegd.
  • D.m.v. Experimenten aantonen welk zout er in een bepaald buisje zit.

Slide 3 - Tekstslide

2 zoutoplossingen mengen
Als je 2 zoutoplossingen met elkaar mengt, kunnen er 2 dingen gebeuren: 
  • Het blijft een heldere oplossing: alle ionen blijven in oplossing => Er vormt zich dus géén slecht oplosbaar zout.
  • Er ontstaat een neerslag: Er vormt zich een slecht oplosbaar zout. Dit heet een neerslag. Een neerslag is een vast (slecht oplosbaar zout) dat naar de bodem zakt. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Verwijderen van ionen uit een oplossing:
Opdracht: Verwijder de sulfaat-ionen uit een koper(II)sulfaat-oplossing
A
Met natriumnitraat
B
Met calciumnitraat
C
Met Ammoniumnitraat
D
Met bariumnitraat

Slide 7 - Quizvraag

Het aantonen van ionen in een oplossing.
Opdracht: Toon aan of je zilvernitraat-oplossing of een calciumnitraat-oplossing hebt.
TIP! Zoek een goed oplosbaar zout met een negatief ion dat neerslag met het zilver of calcium-ion.
A
Met NaCl
B
Met Na2SO4
C
Met Na2S
D
Met Na2CO3

Slide 8 - Quizvraag

Huiswerk deze week:

Les 1 §5.4: 56 of 57, 58 of 60, 59 of 61
Les 2 §5.4: Afronden opdrachten H5
Les 3: Afronden opdrachten week 5

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt nu:
  • Het neerslaan van een zout weergeven in een neerslagreactie.
  • Bepalen welke ionen een neerslag vormen, wanneer je twee verschillende zoutoplossingen samenvoegd.
  • D.m.v. Experimenten aantonen welk zout er in een bepaald buisje zit.

Slide 10 - Tekstslide

Welk soort reactie is voorgesteld?
A
Gasontwikkelingsreactie
B
Redoxreactie
C
Neerslagreactie
D
Neutralisatiereactie

Slide 11 - Quizvraag

Welk zout is slecht oplosbaar?
A
NaCl
B
AgF
C
AgI
D
KCl

Slide 12 - Quizvraag

Welke van die ionen vormen een slecht oplosbaar zout?
Na++PO43+Ca2++NO3
A
Na++PO43
B
Ca2++NO3
C
Na++NO3
D
Ca2++PO43

Slide 13 - Quizvraag

Er zijn vier ionsoorten in oplossing. Welke vormen een slecht oplosbaar zout?
K++NO3+Al3++CO32
A
K++NO3
B
K++CO32
C
Al3++NO3
D
Al3++CO32

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste vergelijking voor het oplossen van calciumchloride?
A
CaCl2Ca2++2Cl[?]
B
Ca2++ClCaCl
C
Die kan je niet geven, want dit zout is slecht oplosbaar
D
Ca2++2ClCaCl2

Slide 15 - Quizvraag

OPDRACHT: Een slecht oplosbaar zout maken.
Met welke zouten in oplossing kun je bariumcarbonaat maken?
A
Bariumchloride en calciumcarbonaat
B
bariumchloride en natriumcarbonaat
C
Zilverchoride en natriumcarbonaat
D
Natriumchloride en kaliumcarbonaat

Slide 16 - Quizvraag

OPDRACHT: Een slecht oplosbaar zout maken.
Met welke oplossingen van zouten kun je calciumcarbonaat maken?
A
Calciumchloride en calciumcarbonaat
B
Calciumchloride en natriumnitraat
C
Calciumnitraat en natriumcarbonaat
D
Natriumchloride en calciumcarbonaat

Slide 17 - Quizvraag