januari 2017

Goedemorgen mevrouw.
  
 Wat kan ik voor u doen? 
 

Heeft u ook koorts?

U krijgt van mij een drankje.

Sterkte ermee!


Goedemorgen dokter.              
 
 Ik hoest de hele dag.
Nee, dat niet                      
                                   

Dank u wel                           
                                                          
                                                              

.
Nee, dat niet.
U krijgt van mij een drankje.
U krijgt van mij een drankje.
Dank u wel.
Dank u wel.
Sterkte ermee!
Sterkte ermee!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen mevrouw.
  
 Wat kan ik voor u doen? 
 

Heeft u ook koorts?

U krijgt van mij een drankje.

Sterkte ermee!


Goedemorgen dokter.              
 
 Ik hoest de hele dag.
Nee, dat niet                      
                                   

Dank u wel                           
                                                          
                                                              

.
Nee, dat niet.
U krijgt van mij een drankje.
U krijgt van mij een drankje.
Dank u wel.
Dank u wel.
Sterkte ermee!
Sterkte ermee!

Slide 1 - Tekstslide

doel
1. woorden oefenen van thema griep
2. zelf voorbeeldzinnen maken
3. leestekst:
a. eerst luisteren en woorden invullen die missen
b. samen lezen en in tweetallen lezen 


Slide 2 - Tekstslide

Maryam
Mushataba
Neba
Kinan
Yaman
Rick
Tarek
zelf computer Disk 

 
Diar
Shamma
Shahed
Ataktli
Ayam
Noman

lezen nieuwsbegrip AA 
 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

woorden van Quizlet
  1. samen klassikaal doornemen en bespreken
  2. spel klassikaal 
  3. oefening op papier
  4. voorbeeldzinnen zelf maken en bespreken 

Slide 5 - Tekstslide

besteden
de behoefte
interesse
hangen op straat
genieten
saai
behoorlijk
duidelijk

wat je nodig heb
wat je interesseert
erg leuk vinden
heel erg/ heel veel
staan en kletsen met elkaar op straat

niet interessant
gebruiken
goed te begrijpen

Slide 6 - Tekstslide

Leestekst griep
samen bespreken

leestekst B in tweetallen lezen 
opdrachten maken



 

Slide 7 - Tekstslide

leestekst C:
Maryam
Kinan
Mushtaba
Neba
Yaman
samen tekst lezen
moeilijke woorden opzoeken in woordenboek

overleggen wat de betekenis is en invullen

6 belangrijke zinnen opschrijven

Slide 8 - Tekstslide

wat is geen hobby?
A
schaatsen
B
puzzelen
C
rusten
D
postzegels verzamelen

Slide 9 - Quizvraag

behoorlijk
A
erg
B
zoals het hoort
C
goed horen
D
meestal

Slide 10 - Quizvraag

duidelijk
A
moeilijk
B
goed te begrijpen
C
makkelijk
D
aanwezig

Slide 11 - Quizvraag

de behoefte
A
iets wat je nodig hebt
B
iets wat je niet leuk vindt
C
iets wat je niet hoeft
D
iets wat je mag

Slide 12 - Quizvraag

genieten
A
iets heel leuk vinden
B
iets niet willen doen
C
iets gaan doen
D
iets kopen

Slide 13 - Quizvraag

saai
A
leuk
B
vervelend
C
mooi
D
moeilijk

Slide 14 - Quizvraag

besteden
A
doen
B
maken
C
geven
D
gebruiken

Slide 15 - Quizvraag

aanzienlijk
A
groot
B
erg
C
klein
D
leuk

Slide 16 - Quizvraag

de categorie
A
groep
B
moed
C
durf
D
tijd

Slide 17 - Quizvraag

de verplichting
A
wat je niet wilt
B
wat je moet
C
wat je doet
D
wat je niet doet

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

SNEEUW          

Slide 20 - Tekstslide

SNEEUW

Slide 21 - Woordweb

MAAK EEN VERHAAL OVER SNEEUW

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

sneeuw

Slide 24 - Tekstslide

winkel

Slide 25 - Woordweb


A
niezen
B
hoesten
C
rillen
D
snot

Slide 26 - Quizvraag


A
een vires
B
een firus
C
een virus
D
een virrus

Slide 27 - Quizvraag


A
besmetteluk
B
besmettelijk
C
besmetelijk
D
besmettuluk

Slide 28 - Quizvraag


A
hoesten
B
griep
C
rillen
D
bibberen

Slide 29 - Quizvraag


A
de koorts
B
hoesten
C
inademen
D
schreeuwen

Slide 30 - Quizvraag


A
de pijn
B
het zweet
C
de koorts
D
zeer doen

Slide 31 - Quizvraag

Eerst, dan, daarna, tenslotte
Eerst, dan, daarna en ten slotte verbinden zinnen die een volgorde in de tijd aangeven. Na deze woorden komt eerst het werkwoord en dan het persoonswoord.                                Voorbeelden:
Geld pinnen
Eerst stop je je bankpasje in de gleuf,
daarna tik je je pincode in.
Dan geef je aan hoeveel geld je wilt opnemen en ten slotte pak je het geld uit de geldlade.

Dan en daarna betekenen hetzelfde en kunnen omgewisseld worden.

Toen

Toen kan een voegwoord zijn, maar ook een bijwoord van tijd.

Voegwoord: Toen hij uit het sportcentrum kwam, ging hij naar huis.
Bijwoord: Eerst heeft hij gesport en toen (=daarna) ging hij
naar huis.

Slide 32 - Tekstslide

Dan, daarna, toen
Dan en daarna betekenen hetzelfde 

Toen kan een voegwoord zijn, maar ook een bijwoord van tijd.
Voegwoord: Toen hij uit het sportcentrum kwam, ging hij naar huis.
Bijwoord: Eerst heeft hij gesport en toen (=daarna) ging hij
naar huis.

Slide 33 - Tekstslide

a: Daarna tik je je pincode in. b: Ten slotte haal je je geld uit de automaat. c: Eerst stop je je pas in de geldautomaat. d: Dan tik je het bedrag in.

Slide 34 - Open vraag

maar, of, dus, daarom, bovendien, wel.
Zal ik naar jou komen ...................kom jij naar mij?
Ik kom ...............................naar jou!
Helaas is mijn fiets kapot ......................moet ik wel lopen.
.............................................. ik kom wel.
Het regent,......................................... neem ik een paraplu mee.
............................................................waait het hard.

Slide 35 - Tekstslide

toen of dan
We gaan eerst zwemmen en ................ een patatje eten.
We gingen eerst zwemmen en.................... een patatje eten.
We hebben eerst gezwommen en.............................. een patatje gegeten.
Ik kan morgen niet komen, want ....................moet ik mijn oom ophalen.
Ik kon gisteren niet komen, want......................  moest ik mijn oom ophalen.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video