Economisch bekeken - H5.2 Vast en incidenteel - GT

5.2 Vast en incidenteel (GT)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.2 Vast en incidenteel (GT)

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • vertellen welke inkomsten en uitgaven een huishouden heeft.
  • verschillende soorten uitgaven noemen en keuzes maken.
Paragraaf 5.1 Inkomsten en uitgaven

Slide 3 - Tekstslide

5.2 Vast en incidenteel (GT)

Slide 4 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • zowel vaste uitgaven als onregelmatige uitgaven van een
      gezin benoemen.
  • benoemen hoe je met vaste uitgaven en onregelmatige
      uitgaven rekening kunt houden.
Wat gaan we leren?

Slide 5 - Tekstslide

  • Vaste lasten zijn uitgaven die
     regelmatig voorkomen,
     bijvoorbeeld maandelijks, per
     kwartaal of halfjaarlijks.

  • Voorbeelden: Huur, gas, water,
      licht, zorgverzekering, hypotheek,
      telefoonabonnement, loterijen,
      etc.


Vaste lasten

Slide 6 - Tekstslide

  • Incidentele uitgaven zijn grote
      uitgaven vanwege tegenvallers,
      reparaties, vervanging of
      aankoop van duurzame
      gebruiksgoederen.

  • Voorbeelden: Een nieuwe
      wasmachine, vakantie,
      schade aan de auto, etc.


Incidentele uitgaven
€ 164,50

Slide 7 - Tekstslide

Als je toestemming geeft om regelmatig bedragen van je bankrekening af te schrijven. 
Dus vooral voor de vaste lasten!
Automatische incasso

Slide 8 - Tekstslide

Sparen - reserveren

Slide 9 - Tekstslide

Waarom reserveren?
Duurzame gebruiksgoederen moeten vervangen worden.
Beperkte gebruiksduur
  • Kapot
  • Verouderd
  • Betere alternatieven

Slide 10 - Tekstslide

Sparen
aankoopbedrag : aantal spaarmaanden 
= spaarbedrag per maand

Ik heb een nieuwe iPhone gekocht
van 600 euro. Ik heb voor deze 
telefoon 12 maanden gespaard.
Hoeveel heb ik per maand gespaard?

Slide 11 - Tekstslide

Sparen
Prijs: 300 euro
Ik krijg elke maand  20 euro
zakgeld. Hoeveel maanden
moet ik sparen voor een PS4?

aankoopbedrag : spaarbedrag per maand
aantal spaarmaanden

Slide 12 - Tekstslide

Vragen?
VRAGEN?

Slide 13 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op
     pagina 8 en 9, als deze nog niet af is!
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 6 t/m 11 op bladzijde 10 en 11.




  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!



timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Gatentekst
Goed omgaan met geld begint met het bepalen van je
1) _______. Dat betekent dat je eerst moet betalen voor de belangrijkste dingen, zoals de spullen die je elke dag nodig hebt, zoals eten en schoonmaakspullen. Dat worden ook wel
2) _______
genoemd. Dingen die je 1 keer kan gebruiken noem je 3) _______. Ook moet je geld sparen voor spullen die langer meegaan, zoals meubels of huishoudelijke apparaten. Dat noemen we 4) _______. Als er daarna nog geld over is, kun je dat uitgeven aan 5) _______, zoals een hobby, een leuk uitje of nieuwe kleding. Maar zorg er wel voor dat je genoeg geld overhoudt voor de belangrijke dingen, want die gaan voor!
Vul in in de tekst!
  • Huishoudelijke
     uitgaven
  • Prioriteiten
  • Verbruiksgoederen
  • Persoonlijke
     uitgaven
  • Duurzame
     gebruiksgoederen

Slide 15 - Tekstslide

Gatentekst
Goed omgaan met geld begint met het bepalen van je
PRIORITEITEN. Dat betekent dat je eerst moet betalen voor de belangrijkste dingen, zoals de spullen die je elke dag nodig hebt, zoals eten en schoonmaakspullen. Dat worden ook wel
HUISHOUDELIJKE UITGAVEN
genoemd. Dingen die je 1 keer kan gebruiken noem je VERBRUIKSGOEDEREN. Ook moet je geld sparen voor spullen die langer meegaan, zoals meubels of huishoudelijke apparaten. Dat noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN. Als er daarna nog geld over is, kun je dat uitgeven aan PERSOONLIJKE UITGAVEN, zoals een hobby, een leuk uitje of nieuwe kleding. Maar zorg er wel voor dat je genoeg geld overhoudt voor de belangrijke dingen, want die gaan voor!
Vul in in de tekst!
  • Huishoudelijke
     uitgaven
  • Prioriteiten
  • Verbruiksgoederen
  • Persoonlijke
     uitgaven
  • Duurzame
     gebruiksgoederen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 12 van hoofdstuk 5.1 Inkomsten en uitgaven op bladzijde 8 t/m 11.

Huiswerk

Slide 18 - Tekstslide

Bedankt en fijn weekend!

Slide 19 - Tekstslide