Rekenen, getallen (les 2)

         Fase 2                                                        
Rekenen getallen les 2 

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundePraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

         Fase 2                                                        
Rekenen getallen les 2 

Slide 1 - Tekstslide

Neem pen en papier
Vandaag gaan we rekenen in verhaalvorm. Lees de verhalen goed en vul bij het antwoord alleen het getal in.  Bijvoorbeeld: Hans rent 10 km en Pieter rent 5 KM hoeveel rennen ze samen. Antwoord: 15 
Succes

Slide 2 - Tekstslide

Christiaan koopt 4 trossen bananen. Aan iedere tros zitten 7 bananen. Hoeveel bananen heeft hij gekocht?

Slide 3 - Open vraag

Mara, Tijn, en Sarah verdelen samen 75 euro. Hoeveel euro krijgt ieder?

Slide 4 - Open vraag

Owen koopt 2 appels voor 60 cent. Ze betaalt met 9 munten van 10 cent. Hoeveel cent krijgt ze terug?

Slide 5 - Open vraag

Esmee verkoopt 88 rozen. Ze maakt bosjes van 10. Hoeveel bosjes kan ze maken?

Slide 6 - Open vraag

Jonathan, Pieter en Koen krijgen ieder 9 peren van de groenteboer. Hoeveel peren hebben ze samen?

Slide 7 - Open vraag

Bij een ijskraam worden ijsjes van 3 euro verkocht. Meester Bradley koopt er 15 voor alle kinderen. Hoeveel moet hij betalen?

Slide 8 - Open vraag

Jamie en Tijn gaan met hun moeder een dagje naar de dierentuin. Ze moeten 89 kilometer rijden. Ze hebben 58 kilometer gereden als ze pauze gaan houden. Hoe ver moeten ze dan nog?

Slide 9 - Open vraag

Bibi koopt een ketting voor 66 euro, oorbellen voor 12 euro en een ring voor 13 euro. Hoeveel moet ze betalen?

Slide 10 - Open vraag

De vader van Oscar en Quinn gaat een terras in de tuin maken. Oscar denkt dat hij 33 tegels nodig heeft. Quinn denkt dat er 28 tegels nodig zijn. Uiteindelijk gebruiken ze er 30. Wie heeft er het beste geschat?

Slide 11 - Open vraag

In een haven staan 10 blauwe, 10 gele en 15 rode auto's. Hoeveel auto's zijn dat bij elkaar?

Slide 12 - Open vraag

In een dierenasiel zitten 53 konijnen, 15 cavia's en 2 slangen. Hoeveel dieren zijn dat samen?

Slide 13 - Open vraag

De moeder van Fedde heeft 76 euro bij zich om een pet te kopen voor Fedde. De pet die Fedde graag wil hebben kost 30 euro. Hoeveel houdt de moeder van Fedde nog over?

Slide 14 - Open vraag

Familie de Groot woont op huisnummer 65. De buren links van hen wonen op nummer 67. De buren rechts van hen wonen op nummer .....?

Slide 15 - Open vraag

Imke en Jet gaan samen op de fiets naar een pretpark. Ze moesten 51 kilometer fietsen. Na een flink stuk fietsen staat er op een bordje dat ze nog 20 kilometer moeten fietsen. Hoeveel kilometer hebben ze al gefietst?

Slide 16 - Open vraag

Sven bakt 22 soesjes. Norah bakt 42 soesjes. Hoeveel soesjes hebben ze samen gebakken?

Slide 17 - Open vraag

Fedde kan een tennisbal 18 meter ver gooien. Zijn vriendinnetje Carmen kan maar de helft van die afstand gooien. Hoe ver gooit Carmen?

Slide 18 - Open vraag

Pien en Lise gaan op de fiets naar de sporthal. Het is 12 kilometer. Ze moeten heen en weer terug. Hoever moeten ze fietsen?

Slide 19 - Open vraag

'Als we nog 2 voetballen verkopen hebben we deze week 900 voetballen verkocht' zegt de marktverkoper. Hoeveel voetballen zijn er tot nu toe verkocht?

Slide 20 - Open vraag

Aan het begin van het jaar heeft een vereniging 65 leden. Dat jaar komen er 44 leden bij en gaan er 16 leden af. Hoeveel leden zijn er aan het einde van het jaar?

Slide 21 - Open vraag

Raf verkoopt zijn fiets voor 150 euro. Hij koopt een nieuwe fiets voor 225 euro. Hoeveel geld heeft hij bij moeten betalen voor de nieuwe fiets?

Slide 22 - Open vraag

Voor een spelletjesdag verdeelt de juf de klas in groepjes van 4. In de klas zitten 32 kinderen. Hoeveel groepjes maakt de juf?

Slide 23 - Open vraag

Op de sportdag moet Jorn 175 meter hardlopen naar een pilon en ook weer 175 meter terug. Hoeveel meter moet hij dan lopen?

Slide 24 - Open vraag

Laurens heeft 900 oude munten. Hij geeft er 57 weg aan zijn broertje. Hoeveel houdt hij er over?

Slide 25 - Open vraag

Chris koopt een stereoset van 441 euro. Daarbij koopt hij nog eens geluidsboxen van 99 euro. Hoeveel euro moet hij betalen?

Slide 26 - Open vraag

Wat ging er goed en wat kan beter?

Slide 27 - Woordweb

Slide 28 - Tekstslide