Tarea 1: Uitleg imperfecto (15-4)

¡Bienvenidos a la clase de español!
   ¿Qué día es hoy?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de español!
   ¿Qué día es hoy?

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy?
  • ¿Qué hemos hecho? 


  • ¡A trabajar!


  • Fin de la clase








  • Objetivo (5)
  • Instrucción(10)
  • Hablar (15)
  • Evaluación (10)

Slide 2 - Tekstslide

¿Qué hemos hecho?

Slide 3 - Tekstslide

Objetivo

Slide 4 - Tekstslide

Instrucción
ser, ver, ir
  • Ser: era, eras, era, éramos, erais, eran
  • Ver: veía, veías, veía, veíamos, veíais, veían
  • Ir: iba, ibas, iba, íbamos, ibais, iban
Signaalwoorden
antes, de pequeño, de joven, todos los días, cada día, todos los años, normalmente, habitualmente, etc.
De vorm
Het gebruik
* Wanneer begin en einde van situatie of handeling niet van belang is voor spreker
* Voor het geven van een toelichting en/ of achtergrond van een situatie of handeling.
* Om situaties en gewoontes in het verleden aan te geven
* Om een verzoek beleefd te formuleren.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de imperfecto vorm van de volgende werkwoorden? 

Slide 6 - Tekstslide

trabajar, yo

Slide 7 - Open vraag

pasar, él

Slide 8 - Open vraag

cantar, ellos

Slide 9 - Open vraag

coger, vosotros

Slide 10 - Open vraag

vivir, nosotros

Slide 11 - Open vraag

beber, él

Slide 12 - Open vraag

abrir, tú

Slide 13 - Open vraag

Wat is de imperfecto vorm van de volgende onregelmatige werkwoorden? 

Slide 14 - Tekstslide

ir, nosotros

Slide 15 - Open vraag

ver, yo

Slide 16 - Open vraag

ser, tú

Slide 17 - Open vraag

Imperfecto
Hoe kan je zien welke vorm je moet gebruiken?
De tijdsaanduidingen die in de zin staan: "antes, de pequeño, de joven, todos los días, cada día, todos los años, normalmente, habitualmente, etc."

Slide 18 - Tekstslide

¡A trabajar!

Slide 19 - Tekstslide

Respuestas
1) se levantaba, 2) estaba , 3) tenía 

4) esperaba , 5) había , 6) iban 

  7) llevaban, 8) era, 9) hacía

10) llovía, 11) eran, 12) jugaban

Slide 20 - Tekstslide

Ik begrijp dit leerdoel....
A
onvoldoende
B
redelijk
C
voldoende
D
goed

Slide 21 - Quizvraag

¿Qué tal la clase?
A
muy bien
B
bien
C
regular
D
mal

Slide 22 - Quizvraag

Fin de la clase...



Próxima clase:
¿Qué? Uso imperfecto

Slide 23 - Tekstslide