1KG Unit 5

Ik ben in Ierland geweest
Ja
nee
1 / 47
volgende
Slide 1: Poll
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ik ben in Ierland geweest
Ja
nee

Slide 1 - Poll

Slide 2 - Tekstslide

Where is Ireland?

Slide 3 - Tekstslide

What do you know about Ireland?

Slide 4 - Woordweb

What is Ireland's national colour?
A
Blue
B
Green
C
Red
D
Yellow

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heet dit in Ierland?
A
elf
B
leprechaun
C
gnome
D
st patrick

Slide 6 - Quizvraag

English is the only spoken language in Ireland.
A
yes
B
no

Slide 7 - Quizvraag

Welke taal spreken ze in Ierland nog meer?

Slide 8 - Open vraag

Wat is de hoofdstad van Ierland?
A
Belfast
B
Cork
C
Galway
D
Dublin

Slide 9 - Quizvraag

This week
- Read words U5.2
- Grammar explanation
- Do U5.2
- Watch Newsround

Slide 10 - Tekstslide

Unit 5.2
Together: 
ex 1, 6, 8, 

By yourself: 
2, 3, 4, 5, 7, 9, 10, 12, 13

Extra: 14, 15

Slide 11 - Tekstslide

This week
- Read words U5.3
- Do U5.3
- Learn for S.O.

Slide 12 - Tekstslide

Unit 5.3
Together: 
ex. 1

By yourself: 
ex. 2, 4, 6 7, 8, 9


Slide 13 - Tekstslide

This week
- Finish 5.3
- Read words U5.4
- Do U5.4
- Grammar explanation
- S.O. U5.2 + 5.3

Slide 14 - Tekstslide

Unit 5.4
Together: 
ex. 1, 2

By yourself: 
ex. 3, 4, 6 7, 10


Slide 15 - Tekstslide

This week
- Check 5.4 Ex 7
- Read words U5.5
-  Do U5.5

Slide 16 - Tekstslide

Unit 5.5
Together: 
ex. 1, 2

By yourself: 
ex. 3, 4, 5, 6, 8, 9 
CHoose: 11, 12, of 13


Slide 17 - Tekstslide

MUCH
- Is enkelvoud
- Is ontelbaar

EXAMPLES:
- Rain/fire/water

Slide 18 - Tekstslide

much & many

Slide 19 - Tekstslide

MANY
- Is meervoud
- Is telbaar

EXAMPLES:
Apple/dog/bottle

Slide 20 - Tekstslide

MUCH
MANY
money
sand
girls
pens
cars
coffee
rain
water
doors
hair
tables
phones

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is juist?
..... milk
A
much
B
many

Slide 22 - Quizvraag

Wat is juist?
..... friends
A
much
B
many

Slide 23 - Quizvraag

Wat is juist?
..... homework
A
much
B
many

Slide 24 - Quizvraag

Wat is juist?
..... girls
A
much
B
many

Slide 25 - Quizvraag

Toevoeging:
 Ook 'a lot of' = Veel
Deze mag je gebruiken, maar ALLEEN in bevestigende zinnen.
Dus: Niet bij ontkenningen (met het woord NOT)
of vragen.

Slide 26 - Tekstslide

Comparisons
big
bigger
the biggest
Vergelijkingen 

Slide 27 - Tekstslide

Vergelijkingen
Als je in het Engels dingen met elkaar wilt vergelijken, dan voeg je -er of -est toe aan het woord. 

slow - slower - slowest
big - bigger - biggest
nice - nicer - nicest

Slide 28 - Tekstslide

James is .... (tall) than John.
A
tall
B
taller
C
tallest

Slide 29 - Quizvraag

Jaguars are the ... (fast) animals in the world.
A
fast
B
faster
C
fastest

Slide 30 - Quizvraag

5.4 Grammar

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

They are playing football.
A
gebeurt nu
B
gebeurt regelmatig/altijd/nooit

Slide 33 - Quizvraag

She plays football every Saturday.
A
gebeurt nu
B
gebeurt regelmatig/altijd/nooit

Slide 34 - Quizvraag

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 35 - Quizvraag

Present continuous
I... ( to dance) at the moment.
A
Am dancing
B
Dances

Slide 36 - Quizvraag

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 37 - Quizvraag

Present continuous
I … ( work) at school right now
A
work
B
am working

Slide 38 - Quizvraag

He never ....... (play) football.
A
plays
B
play
C
are playing
D
is playing

Slide 39 - Quizvraag

I hate living in Seattle because it (rain, always) .
A
always rains
B
is always raining
C
always raines
D
am always raining

Slide 40 - Quizvraag

Every day Sarah .......(go) to school
A
go
B
goes
C
am going
D
is going

Slide 41 - Quizvraag

Every Monday, Sally __ (drive) her kids to football practice.
A
drives
B
drived
C
is driving
D
drivs

Slide 42 - Quizvraag

Don't forget to take your umbrella. It (rain) .
A
is raining
B
rains
C
am raining
D
rained

Slide 43 - Quizvraag

Sam, what .... you .....(do)?
A
is you doing
B
are you doing
C
do you do
D
do you does

Slide 44 - Quizvraag

Listen! Susan ........(play) the guitar.
A
are playing
B
play
C
is playing
D
is plays

Slide 45 - Quizvraag

WILL 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
will + WW
She will help me.
Tekst


won't + WW
She won't help  me.


will + WW
Will she help me?


Slide 46 - Tekstslide

Will of shall?
Allebei in de toekomst!
Eigenlijk gebruik je altijd will.

Shall gebruik je bij voorstellen of gunsten en alleen bij I en we! Meestal een vraag.

Shall I do the laundry for you?
Shall we call him or not?

Slide 47 - Tekstslide