Paragraaf 4.2

Paragraaf 4.2
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 4.2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan de Voltmeter en Ampèremeter in een schakeling gebruiken en uitleggen
  • Ik beschrijf (op macro en micro niveau) stroomsterkte en spanning
        Waarom gaat een lampje branden en waardoor ontstaat stroomsterkte in een stroomkring?
  • Ik kan verschillende spanningsbronnen noemen en herkennen als energiebron
  • Ik weet dat de totale spanning in een stroomkring zich verdeelt over alle onderdelen die in serie geschakeld zijn
  • Ik beschrijf waarom bij verschillende huishoudelijke apparaten gebruik wordt gemaakt van een transformator
  • Ik kan het verschil tussen grootheden en eenheden beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Spanning
Spanning is het verschil in lading tussen 2 punten.

 Wanneer het ene punt meer + lading heeft dan – lading (de elektronen) dan is die kan positief geladen.




Slide 3 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Elektronen gaan van de linker bol (heeft meer – lading, dus meer elektronen) naar de rechter bol met meer + lading)


Slide 4 - Tekstslide

Spanning (vervolg)
Hoe groter het verschil in lading, hoe groter de spanning.


Maar wat maakt het verschil in lading nu uit?
Verschil in lading is een verschil in elektronen. Echter zijn elektronen de energiedragers dus hoe meer verschil in lading, hoe meer verschil er is in energie.
         Elke elektron zal dus meer energie bij zich hebben en meer energie kunnen afgeven aan een apparaat


Slide 5 - Tekstslide

Spanning meten
Spanning (afgekort U) druk je uit in de eenheid Volt (afgekort V) en wordt gemeten met een spanningsmeter. (analoog of digitaal)


Spanning kan ook met verschillende voorvoegsels net als ampère worden gebruikt:
1 V = 1000 mV
2,358 V = 2358 mV
147 mV = 0,147 V

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel millivolt is gelijk aan 1 volt?
A
1000 mV
B
500 mV
C
2000 mV
D
100 mV

Slide 7 - Quizvraag

Hoe kun je volt omrekenen naar millivolt?
A
Vermenigvuldig het aantal volt met 100
B
Vermenigvuldig het aantal volt met 1000
C
Tel 1000 bij het aantal volt op
D
Deel het aantal volt door 1000

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de waarde van 4 A in mA?
A
400 mA
B
40 mA
C
4.0 mA
D
4000 mA

Slide 9 - Quizvraag

Spanningsbronnen
Leveren een elektrische stroom wanneer deze aangesloten zijn in een stroomkring


Een batterij is een voorbeeld hiervan en levert een constante spanning. Doordat een batterij ervoor zorgt dat er altijd evenveel verschil is in lading blijft de spanning gelijk.

             Dit komt doordat er een chemische reactie in de batterij plaatsvind waarbij er nieuwe elektronen worden vrijgemaakt. Er is dus geen verschil in elektronen (elektronen = – lading) dus geen verschil in lading dus blijft de spanning gelijk

Slide 10 - Tekstslide

Soorten spanningsbronnen
  • Chemische spanningsbronnen
Batterijen en accu’s
  • Herbruikbare spanningsbronnen
Oplaadbare batterijen
  • Beweging spanningsbronnen
Dynamo, windturbines
  • Lichtnet
230 Volt, doordat sommige apparaten geen 230 Volt aankunnen moet de spanning worden verlaagd. Dit wordt gedaan met een transformator.

Slide 11 - Tekstslide

Batterijen achter elkaar zetten?
Wanneer je batterijen achter elkaar in een stroomkring plaatst mag je de spanning van alle batterijen achter elkaar (in serie) bij elkaar optellen.
Bijvoorbeeld: 

Slide 12 - Tekstslide