Anatomie, fysiologie en pathologie longen

Ademhalingsstelsel
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Ademhalingsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud les
- anatomie en fysiologie ademhalingsstelsel
- kortademigheid
- COPD en Astma
- klaplong
- longontsteking
- longembolie



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie ademhalingsstelsel
  • gaswisseling: het in het bloed brengen van zuurstof en het uit het bloed halen van koolstofdioxide (twaalf tot achttien keer per minuut in en uit)
  • functie bij praten: stembanden in beweging
  • neusholte: beschermt tegen gevaren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bovenste luchtwegen

Slide 4 - Tekstslide

Je reukzintuig wordt gevormd door de reukzenuw en het reukslijmvlies. Het reukslijmvlies is heel gevoelig voor het ontvangen van geurprikkels.

De neusholte zelf is bekleed met een laag trilhaarepitheel en bevat veel slijmvliesklieren. Deze klieren scheiden vocht af en bevochtigen zo de ingeademde lucht, waardoor je luchtwegen niet uitdrogen. Het slijmvlies is voortdurend in beweging en beweegt grotendeels in de richting van je keelholte, maar de trilharen vanuit het voorste deel van je neusholte bewegen richting je neusvleugels. Deze trilharen bewegen ongeveer een centimeter per minuut. 

Achter in je mond zit je huig. Je huig is onderdeel van het zachte gehemelte en sluit je neusholte af als je slikt. 
Waarom is ademen door de mond minder goed dan ademen door de neus?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Functies  neus
  • zuiveren van ingeademde lucht;
  • verwarmen van ingeademde lucht;
  • bevochtigen van ingeademde lucht, zodat de longen niet uitdrogen;
  • overtollig traanvocht afvoeren;
  • reukzenuw.




Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strottenhoofd
Verbinding keelholte-luchtpijp

Slikken: strotklepje sluit luchtpijp af

Slide 7 - Tekstslide

 De valse stembanden, die geen geluid produceren, hebben slijmklieren die continu slijm produceren waarmee ze de ware stembanden vochtig houden. Je stembanden zijn opgebouwd uit dwarsgestreept spierweefsel. Tussen je stembanden zit een spleetvormige ruimte, de zogenoemde stemspleet, die kan vernauwen en verwijden. Hierdoor klinkt je stem hoger of lager. De hoeveelheid lucht die uit je longen komt, brengt je stembanden in trilling, waardoor er geluid ontstaat. Hoe meer lucht er langs je stembanden komt, hoe harder het geluid dat je produceert.
Luchtpijp
  • trilhaarepitheel met veel slijmvliescellen
  •  collageen bindweefsel
  • glad spierweefsel
  • hoefijzervormig kraakbeen 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronchiën en bronchiolen
Hoofdbronchiën vertakken verder
Luchtpijp 2-3 cm
Bronchiole 1 mm






Slide 9 - Tekstslide

Bronchiën hebben dezelfde bouw als luchtpijp

Bronchiole: elastische vezels met trilhaarepitheel
Longen
Linkerlong: 2 kwabben
Rechterlong: 3 kwabben

Bronchiole komt uit in longtrechtertje
Trechtertje opgebouwd uit longblaasjes (alveole)

Slide 10 - Tekstslide

Je longen strekken zich uit vanaf je sleutelbeen tot aan je middenrif (diafragma). Ze worden verder begrensd door de borstwand en de ruimte tussen de longen (mediastinum).

Deze alveolen worden omgeven door elastisch bindweefsel en een dichtbegroeid haarvatennetwerk. Dit netwerk bestaat uit kleine slagaders (arteriolen) en kleine aders (venulen) 
Hoe groot is de ademhalingsoppervlakte in rust?
A
7 vierkante meter
B
70 vierkante meter
C
700 vierkante meter

Slide 11 - Quizvraag

De gezamenlijke oppervlakte van de longblaasjes is je ademhalingsoppervlakte, en dat is ongeveer zeventig vierkante meter als je in rust bent. Als je je inspant, kan je longoppervlakte groter worden dan honderd vierkante meter.

In totaal heb je ongeveer 900 miljoen alveolen in je longen.

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kleine bloedsomloop
  1. Zuurstofarm bloed komt  binnen in rechterboezem van het hart.
  2. De klep tussen de rechterboezem en -kamer opent en het bloed stroomt naar de rechterkamer. 
  3. Het hart pompt het bloed via de rechterkamer en de longslagader naar de longen.
  4. In de longen geeft het bloed koolzuur af en neemt het zuurstof op. 
  5. Zuurstofrijke bloed stroomt via je longader terug naar de linkerkamer van je hart. Vanaf daar start de grote bloedsomloop.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvoorziening bronchien
Zij ontvangen bloed via de bronchusslagader (arteria bronchialis), een aftakking van de aorta. Afvoer via de bronchusader (vena bronchialis), die via de bovenste holle ader (vena cava superior) bloed terugbrengt naar je hart.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Longvlies
Pleura = longvlies

Het binnenblad  (pleura pulmonalis of pleura visceralis)

Het buitenblad heet borstvlies (pleura parietalis)

Tussen vliezen zit vocht, vacuüm


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gaswisseling in longblaasje
zuurstof (O2) opgenomen uit de lucht 
koolzuurgas (ofwel kooldioxide, CO2) afgegeven aan de lucht

Longblaasjes: zeer dunne wand en omgeven door  een dicht haarvatennetwerk.
 
De zuurstof en koolzuurgas  binden zich aan de 
hemoglobine in de rode bloedcellen. 

Inspiratie en expiratie: inademing en  uitademing
 Ventilatie = uitwisseling van koolzuurgas 
 Oxygenatie = uitwisselen van zuurstof 

Slide 16 - Tekstslide

Bij diffusie verplaatst een stof zich van een plek met een hoge concentratie naar een plek met een lage concentratie. De hoge concentratie van zuurstof uit de buitenlucht diffundeert via alveolaire lucht naar het bloed. De hoge concentratie koolzuurgas in het bloed diffundeert naar de alveolaire lucht.
Ademhalingsbewegingen
je plat je middenrif af;

je tilt je ribben op.

Slide 17 - Tekstslide

Je hulpademhalingsspieren kunnen je ademhalingsspieren helpen bij de inademing. Ze helpen bij het optillen van je ribben. Dit doen ze vooral als je je inspant, omdat je dan meer lucht nodig hebt.
Longfunctie
Adem(teug)volume = 500  ml, helft blijft achter in 'dode ruimte'

Inspiratoir reservevolume = 
De maximale extra inname aan lucht na een gewone ademhaling. Het reservevolume bedraagt ongeveer drie liter.

Expiratoir reservevolume =
Na een normale uitademing kan er gemiddeld nog 1,2 liter extra lucht worden uitgeademd

De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht (in liters) die in een keer wordt uitgeademd na een diepe inademing en een diepe uitademing. De vitale capaciteit varieert tussen de drie en de zes liter.

Slide 18 - Tekstslide

De gemiddelde hoeveelheid lucht die je inademt, is ongeveer 500 ml en noem je het adem(teug)volume. Ongeveer de helft van de ingeademde lucht blijft achter in de dode ruimte. Dat is de ruimte in je luchtwegen waar geen gaswisseling is, zoals in je neusholte, mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, hoofdbronchiën, bronchiën en bronchiolen. 

inademingslucht voor 21% uit zuurstof en voor 79% uit stikstof
Ademcentrum
Ademen is een proces dat wordt aangestuurd vanuit het ademcentrum in het verlengde merg van de hersenstam. 
Niet bij na te denken.
 Voor een deel invloed op: ademhaling bewust vertragen of versnellen. 

Slide 19 - Tekstslide

Om te kunnen ventileren, moet je in- en uitademen. Je ademcentrum krijgt informatie doordat er in je halsslagaders en aorta zintuigcellen zitten: de chemosensoren. Deze zintuigcellen zijn gevoelig voor veranderingen van de chemische samenstelling van het bloed, en dan vooral voor de hoeveelheid koolzuurgas in je bloed en de zuurgraad (pH-graad). Is de hoeveelheid koolzuurgas laag, dan remt het ademcentrum je ademhaling. Is de hoeveelheid koolzuurgas hoog, dan wordt het ademcentrum aangespoord om de ademhaling te versnellen. De normale pH-waarde van het bloed ligt bij de mens tussen de 7,35 en 7,45. Als de zuurgraad van je bloed daalt, stijgt de pH-waarde. Door sneller te ademhalen, stijgt de pH van het bloed weer; en door langzamer te ademen, daalt de pH.
Aan welke stof binden het koolzuurgas en het zuurstofgas zich voor transport door de bloedvaten?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kortademigheid (dyspneu)
- gebruik hulpademhalingsspieren
- bewegen neusvleugels (ernstige ademnood)
- blauwe lippen, vingers, tenen, neus (cyanose)
- versnelde ademhaling
- angstige blik


 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een normale ademfrequentie?

Slide 22 - Open vraag

12-15 ademhalingen per minuut
Orthopneu
- kortademigheid tijdens liggen   
- bij ernstige bloedstuwing in de longen en vorming van oedeem in de longblaasjes door hartfalen (decompensatio cordis).
- in de vroege nacht, enkele uren na het naar bed gaan: cyanose,  rochelt bij het ademhalen en hoest schuimend, roze sputum op. = asthma cardiale.

Slide 23 - Tekstslide

Bij een liggende positie beginnen de klachten. Vaak is dit enkele uren na het gaan liggen, dus vooral in de nacht. Er blijft in deze positie teveel vocht in de bloedvaten van de longen achter. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de liggende houding geen bloed vanuit de longen richting het hart trekt. Ook stroomt er meer bloed vanuit het (onder)lichaam naar het hart, waardoor deze overbelast raakt. Er hoopt zich teveel vocht in de longen op. Kortademigheid en benauwdheid zijn hier gevolgen van. Soms ontstaat er een rochelend geluid doordat de luchtwegen vernauwd raken.
Asthma bronchiale = chronische ontsteking luchtwegen
COPD = chronic obstructive pulmonary disease = chronische bronchitis en longemfyseem

Slide 24 - Tekstslide

De ziekte astma zorgt ervoor dat tijdens het ademhalen de luchtbuisjes krampachtig samentrekken. Hierdoor wordt ademhalen ernstig bemoeilijkt. Hierbij kunnen de grote en kleine luchtwegen bekneld worden. Wanneer er hiernaast een overtollige hoeveelheid slijm wordt geproduceerd spreekt men soms ook wel van een astmatische bronchitis. Bij patiënten die last hebben van een chronische bronchitis is er "slechts" de ontsteking die voor problemen zorgt.

Het longweefsel wordt door verlies van longblaasjes ook minder stevig. De longen rekken makkelijker uit, maar veren niet goed meer terug. Zo ontstaan grotere longen waarin ook na uitademing nog steeds veel lucht achterblijft. Dit heet hyperinflatie. Hyperinflatie zorgt voor kortademigheid.

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Astma
Longen reageren erg gevoelig op prikkels, zoals huisstofmijt, huidschilfers, pollen, medicatie.
Niet-allergische prikkels zoals koude lucht, mist, rook en luchtjes (parfum, baklucht, uitlaatgassen) kunnen een aanval veroorzaken (bronchiale hyperreactiviteit)

- slijmvliezen in neus/keel/longen zwelt op
- spiertjes om luchtwegen verkrampen en trekken samen

- astma-aanval: benauwdheid, hoesten
- longen zijn altijd beetje ontstoken

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ernstige COPD
Tonvormige borstkas door
continue gebruik van de hulpademhalingsspieren, het verlies van spierweefsel en lichaamsgewicht en de verhoogde ademarbeid.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Klaplong

Slide 29 - Tekstslide

Strak om de buitenkant van je longen zitten longvliezen. Tussen deze vliezen zit een laagje vloeistof. Dat laagje zorgt ervoor dat je longvliezen makkelijk ten opzichte van elkaar kunnen bewegen als je in- en uitademt. Soms komt er lucht tussen je longvliezen. Bijvoorbeeld door een verwonding, een ontsteking of een zwakke plek in de longen. Dan klapt je long helemaal of gedeeltelijk in. Dat komt omdat een long elastisch is, net als een ballon.
Longontsteking
de kleine vertakkingen - de bronchiën - en de longblaasjes zijn  ontstoken

Oorzaak: bacterie of virus

Slide 30 - Tekstslide

Benauwdheid
Een heel snelle ademhaling
Ademhaling die af en toe even stopt
Piepende ademhaling
Sufheid
Verwardheid
Koorts die niet weggaat tijdens het begin van de kuur (meet de temperatuur via de anus)
Koorts die weer terugkomt na een paar koortsvrije dagen
Koude rillingen
Longembolie
Een bloedvat naar je longen is verstopt

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke soorten
ademhaling ken je?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ademhaling
Apneu = ademstilstand
tachypneu = > 30 per minuut
bradypneu = trage ademhaling
hypopneu = oppervlakkig ademen
hyperpneu = een verdiepte ademhaling 



Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cheyne-Stokes ademhaling

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies