4.2 Gedicht les 1

Gedicht 4.2 les 1
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gedicht 4.2 les 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet wat beeldspraak is.
- Je weet wat een vergelijking is.
- Je weet wat een metafoor is. 

Slide 2 - Tekstslide

Woord van de week

HET SEKSISME

Slide 3 - Tekstslide

Maken instapopdracht 1
Zelfstandig maken opdracht 1

Slide 4 - Tekstslide

Maken instapopdracht 1
Zelfstandig maken opdracht 1
https://speld.nl/2013/10/04/bart-smit-past-folder-aan-na-kritiek/ 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Start les. 
Stillezen 
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk
H4.1 Opdracht  6 t/m 9

Leesboek meenemen!

Slide 8 - Tekstslide

Opdr 1

  • We lezen opdracht 1

Slide 9 - Tekstslide

Lezen stukje beeldspraak

Slide 10 - Tekstslide

Beeldspraak
- vergelijking
- metafoor

Slide 11 - Tekstslide

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je bedoelt niet letterlijk wat je zegt, maar gebruikt beelden om iets sterker uit te drukken. In deze LessonUp komen drie vormen van beeldspraak voorbij: de vergelijking, de metafoor.

Slide 12 - Tekstslide

De vergelijking
Bij een vergelijking gebruik je een beeld om 
eigenschappen van iets of iemand (het object) 
te benadrukken. 
Hoe groot een hond (object) is, bijvoorbeeld, 
kun je aangeven door hem te vergelijken 
met een kalf (beeld).

Slide 13 - Tekstslide

"De jongen die een tien had gehaald was zo trots als een pauw."
Wat is hier het object?
A
De jongen
B
een pauw

Slide 14 - Quizvraag

"Het 'neuzen' van eskimo's is al zo oud als de weg naar Rome."
Wat is hier het beeld?
A
Het 'neuzen' van eskimo's
B
de weg naar Rome

Slide 15 - Quizvraag

De metafoor
De metafoor is uiteraard ook een vorm van beeldspraak. 
Hij lijkt ook een beetje op de vergelijking, maar het object ontbreekt hierbij: alleen het beeld wordt genoemd. Spreekwoorden en veel vaste uitdrukkingen
zijn metaforen. Denk bijvoorbeeld aan: 
'De appel valt nooit ver van de boom.' 

Slide 16 - Tekstslide

Welke zin bevat een metafoor?
A
Jouw ogen zijn als sterren.
B
Wat een boom van een kerel.
C
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
D
Dat meisje lijkt wel een prinses, zo elegant!

Slide 17 - Quizvraag

"Wie de schoen past, trekke hem aan."
Is dit een metafoor of een vergelijking?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 18 - Quizvraag

"Dat oude dametje is zo mager als een lat." Is dit een metafoor of een vergelijking?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 19 - Quizvraag

Lezen tekst 1
Gedicht mager meisje

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
H4.2 Opdracht  1 t/m 5

Leesboek meenemen!

Slide 21 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet wat beeldspraak is.
- Je weet wat een vergelijking is.
- Je weet wat een metafoor is. 

Slide 22 - Tekstslide