3hv 3. Woordenschat: Reizen

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

stillezen 
Je pakt je leesboek en gaat stillezen.

Boek uit? Noteren in Hebban! 
En een nieuwe meenemen. 



timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht
Kies samen vijf woorden uit de lijst over reizen. Bedenk bij elk woord een korte situatie waarin het logisch voorkomt.
Schrijf bij elk woord een zinnetje van max. 15 woorden.

Voorbeeld:
Backpacken → "Na haar examens ging Sara drie weken backpacken door Zuid-Amerika."
A. 
B. 
Kies drie spreekwoorden of uitdrukkingen uit de lijst over reizen. 
Schrijf bij elk spreekwoord een voorbeeldzin vwaarin je laat zien dat je het begrijpt. 

Voorbeeld:
Het roer omgooien →  "Na jaren als advocaat besloot hij het roer om te gooien en reisleider te worden."
Lees de tekst en maak daarna opdracht A. of B. in je schrift.
§ 3 Reizen
• de alliantie – het bondgenootschap
• de aristocratie – de voorname, vaak adellijke, families
• backpacken – rondreizen met een rugzak
• de bedrijvigheid – de activiteit; de drukte
• de citytrip – de korte vakantie naar een stad
• commercieel – gericht op geld verdienen
• de compagnie – de handelsvereniging
• de concurrentie – de strijd met een ander of anderen om een sterkere marktpositie te krijgen
• de constante – het onveranderlijke iets
• het continent – het werelddeel
• de cruise – de vakantietocht met een luxe zeeschip
• de drijfveer – het motief; de reden
• educatief – opvoedkundig; zo dat je er iets van leert
• de excursie – het leerzame bezoek; het leerzame uitstapje
• het fenomeen – het verschijnsel
• de flydrive – de combinatiereis van vliegreis, huurauto en overnachtingen
• de herberg – het eenvoudige hotel
• inluiden – aankondigden
• intercontinentaal – tussen werelddelen; over de hele wereld
• nationaliseren – tot staatseigendom maken
• de nomade – de rondzwervende mens zonder vaste woon- of verblijfplaats
• de pelgrimage – de bedevaart; de reis naar een heilige plaats
• het reisadvies – de (kleur)code die een idee geeft van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s in een land of gebied
• de reisbescheiden – de documenten en andere papieren die je nodig hebt op reis
• de reisdeviezen – de vreemde valuta; het geld dat je nodig hebt voor reis- en verblijfkosten in een niet- euroland
• de reisnecessaire – de tas met toiletbenodigdheden
• de reisverzekering – de overeenkomst met een bedrijf waardoor je gedekt bent tegen ongevallen of schade op reis
• de reisziekte – de misselijkheid en duizeligheid als gevolg van vervoer per auto, boot, bus of vliegtuig
• de safari – de expeditie in de wildgebieden in Afrika
• de specerij – de plantaardige stof die in kleine hoeveelheid gebruikt wordt als smaakstof voor voedsel en dranken, zoals foelie, gember, kaneel, kardemom, kruidnagel, kurkuma, nootmuskaat, peper en steranijs
• traditioneel – gebruikelijk
• verbasteren – vervormen; verhaspelen
Spreekwoorden en uitdrukkingen
• het anker lichten – weggaan
• bakzeil halen – terugkrabbelen; aanzienlijk minder verlangen dan je eerst deed
• de boot afhouden – afwijzend/terughoudend op iets reageren
• overstag gaan – van mening veranderen
• het roer omgooien – iets heel anders gaan doen
• het schip ingaan – een financiële strop hebben
• een noodzakelijk kwaad – iets wat fysiek of psychisch onaangenaam is, maar niet gemist kan worden
• Dat heeft hem geen windeieren gelegd. – Daarmee heeft hij veel voordeel behaald.
• weggelegd zijn voor – bereikbaar zijn voor
• bij tijd en wijle – soms; zo nu en dan

timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht
Kies samen vijf woorden uit de lijst over reizen. Bedenk bij elk woord een korte situatie waarin het logisch voorkomt.
Schrijf bij elk woord een zinnetje van max. 15 woorden.

Voorbeeld:
Backpacken → "Na haar examens ging Sara drie weken backpacken door Zuid-Amerika."
A. 
B. 
Kies drie spreekwoorden of uitdrukkingen uit de lijst over reizen. 
Schrijf bij elk spreekwoord een voorbeeldzin vwaarin je laat zien dat je het begrijpt. 

Voorbeeld:
Het roer omgooien →  "Na jaren als advocaat besloot hij het roer om te gooien en reisleider te worden."
Lees de tekst en maak daarna opdracht A. of B. in je schrift.
§ 3 Reizen
• de alliantie – het bondgenootschap
• de aristocratie – de voorname, vaak adellijke, families
• backpacken – rondreizen met een rugzak
• de bedrijvigheid – de activiteit; de drukte
• de citytrip – de korte vakantie naar een stad
• commercieel – gericht op geld verdienen
• de compagnie – de handelsvereniging
• de concurrentie – de strijd met een ander of anderen om een sterkere marktpositie te krijgen
• de constante – het onveranderlijke iets
• het continent – het werelddeel
• de cruise – de vakantietocht met een luxe zeeschip
• de drijfveer – het motief; de reden
• educatief – opvoedkundig; zo dat je er iets van leert
• de excursie – het leerzame bezoek; het leerzame uitstapje
• het fenomeen – het verschijnsel
• de flydrive – de combinatiereis van vliegreis, huurauto en overnachtingen
• de herberg – het eenvoudige hotel
• inluiden – aankondigden
• intercontinentaal – tussen werelddelen; over de hele wereld
• nationaliseren – tot staatseigendom maken
• de nomade – de rondzwervende mens zonder vaste woon- of verblijfplaats
• de pelgrimage – de bedevaart; de reis naar een heilige plaats
• het reisadvies – de (kleur)code die een idee geeft van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s in een land of gebied
• de reisbescheiden – de documenten en andere papieren die je nodig hebt op reis
• de reisdeviezen – de vreemde valuta; het geld dat je nodig hebt voor reis- en verblijfkosten in een niet- euroland
• de reisnecessaire – de tas met toiletbenodigdheden
• de reisverzekering – de overeenkomst met een bedrijf waardoor je gedekt bent tegen ongevallen of schade op reis
• de reisziekte – de misselijkheid en duizeligheid als gevolg van vervoer per auto, boot, bus of vliegtuig
• de safari – de expeditie in de wildgebieden in Afrika
• de specerij – de plantaardige stof die in kleine hoeveelheid gebruikt wordt als smaakstof voor voedsel en dranken, zoals foelie, gember, kaneel, kardemom, kruidnagel, kurkuma, nootmuskaat, peper en steranijs
• traditioneel – gebruikelijk
• verbasteren – vervormen; verhaspelen
Spreekwoorden en uitdrukkingen
• het anker lichten – weggaan
• bakzeil halen – terugkrabbelen; aanzienlijk minder verlangen dan je eerst deed
• de boot afhouden – afwijzend/terughoudend op iets reageren
• overstag gaan – van mening veranderen
• het roer omgooien – iets heel anders gaan doen
• het schip ingaan – een financiële strop hebben
• een noodzakelijk kwaad – iets wat fysiek of psychisch onaangenaam is, maar niet gemist kan worden
• Dat heeft hem geen windeieren gelegd. – Daarmee heeft hij veel voordeel behaald.
• weggelegd zijn voor – bereikbaar zijn voor
• bij tijd en wijle – soms; zo nu en dan

timer
8:00

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag
1.  Stillezen 
2. Startopdracht
3. Reflectie-opdracht
4. Opdrachten in de online methode maken bij Cursus Woordenschat.

Lesdoel: De leerlingen kennen aan het einde van de les minstens 8  woorden van paragraaf 3: reizen. 

Slide 5 - Tekstslide

REFLECTEREN

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
citytrip – backpacken – flydrive – pelgrimage – safari – cruise – excursie – intercontinentaal

Bespreek met je buurman/buurvrouw:
– Welk type reis past het beste bij jou?
– Waarom? Wat spreekt je aan?
– Zou je het ook echt willen doen? Waarom wel of niet?

Welk type reizen past het best bij jou en waarom?
Denk aan woorden als citytrip, backpacken, flydrive, pelgrimage of safari.

Slide 7 - Tekstslide

Fijn dat je er bent!
Pak je schrift, je pen, boek voor op blz 218, pak je schrift, je pen, je iPad/laptop en log in op deze LessonUp. 

 



timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Naar online methode 
Jullie gaat online naar het boek van Nieuw Nederlands - 3havo
Je kiest: Cursus Woordenschat, paragraaf 3: Reizen.  Je maakt de opdrachten helemaal af tijdens de les. 

PS Zet de moeilijken woorden + betekenis ook direct in je schrift of Quizlet bij klas 3HA. 

Slide 9 - Tekstslide

Vandaag
  • Startopdracht
  • Vorige les 
  •  Uitleg beknopte bijzin
  • Oefenen 
  •  Vragen stellen
  • Evaluatie 

Slide 10 - Tekstslide

Cursus Woordenschat 
Maak de opdrachten van §3. Je maakt de opdrachten helemaal af tijdens de les.
Zet de moeilijken woorden + betekenis ook direct in je schrift en Quizlet bij klas 3HA. 
 

timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide


Kun je minstens 8 woorden van paragraaf 3: reizen noemen en de betekenis geven? 
Wat ging goed?
Wat kan beter?

eflecteren

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.
Exit ticket

Slide 13 - Woordweb

week
onderdeel
toetsen
19-23 mei
C9 Woordenschat
26-28 mei
C9 Woordenschat
2-6 juni
C9 Woordenschat + lezen
C9 woordenschat op vrijdag 6 juni 2025
10-13 juni
C1 Lezen: §5
16 - 20 juni
C1 Lezen: §5 + oefentoets
C1 §5 
23-24 juni
toetsdagen/toetsweek 
C1 §5 
Planning

Slide 14 - Tekstslide

Fijn weekend!
Fijn weekend!

Slide 15 - Tekstslide